leidingverbindingen met het betreffende
aansluittype.
Opgelet!
Bij verkeerde inbouwpositie kan schade
aan het apparaat of de installatie ontstaan
en zijn storingen mogelijk!
Zorg ervoor dat het apparaat in de
juiste positie is gemonteerd.
Monteer het apparaat na een bocht in
de leiding.
Monteer het apparaat zodanig, dat de
oogbout naar de binnenkant van de
leidingbocht wijst.
De juiste inbouwpositie kunt u zien aan de positie
van de oogbout en de doorstroomrichtingspijl op de
typeplaat:
Bij inbouw in verticale leidingen moet de
doorstroomrichtingspijl naar boven wijzen.
Inbouw bij doorstroomrichting van boven
naar beneden is ook mogelijk.
Waarborg in dit geval, dat de sluitveren
type 5 VO zijn ingebouwd.
14
Bij inbouw na een leidingbocht moet de oogbout
naar de binnenkant van de bocht wijzen.
Plaats een standaard en voor de leiding
passende afdichting op de onderste flens.
Plaats het apparaat op de afdichting.
Plaats een standaard en voor de leiding
passende afdichting op het apparaat.
Plaats de bovenste flens.
Steek de bouten door de flensgaten.
Waarborg, dat alle onderdelen ten opzichte van
elkaar zijn gecentreerd.
Schroef de moeren losjes op de bouten.
Om de gewenste inbouwpositie te
realiseren, kunt u tijdens de inbouw het
apparaat aan de oogbout draaien.
Draai het apparaat in de juiste inbouwpositie.
Trek de moeren op de bouten gelijkmatig aan.
Het draaimoment voor het aantrekken van
de moeren hangt af van de leiding.