Installatie
Luchttoevoerleiding
Om het risico op elektrische schokken te
verminderen, moet de luchttoevoerslang elektrisch
worden aangesloten op een goed aardpunt.
Gebruik alleen een geaarde Graco-luchtslang.
1. Zie Afb. 10. Gebruik de geaarde
Graco-luchttoevoerslang (AH) om het
pistool van lucht te voorzien. De luchtinlaatfitting
van het pistool is voorzien van linksdraaiend
schroefdraad. De aarddraad (C) van de
luchtslang moet worden aangesloten op een
goed aardpunt. Sluit de luchttoevoerslang nog
niet aan op de luchtinlaat van het pistool.
2. Installeer een luchtleidingfilter/waterscheider
(AF) in de luchtleiding van het pistool om ervoor
te zorgen dat er schone, droge lucht naar het
pistool wordt geleid. Vocht en vuil kan het uiterlijk
van het gespoten werkstuk bederven en kan
storingen veroorzaken in de werking van het
pistool.
Om het risico van ernstig letsel als gevolg van
componentenbreuk te beperken, met inbegrip
van injectie in de huid, moet de pompdruk
worden begrensd door de luchtregelaar
van de pomp. Vertrouw niet alleen op de
vloeistofregelaar van het pistool om de
vloeistofdruk naar het pistool te begrenzen.
Er moet worden voorkomen dat de
vloeistoftoevoerpomp een vloeistofdruk
produceert die hoger is dan de
vloeistofwerkdruk
psi) van het spuitpistool. De druk van de
aangevoerde lucht bij een 30:1 pomp mag
bijvoorbeeld niet boven de 0,7 MPa (7 bar, 100
psi) komen.
3. Installeer zelfontlastende luchtregelaars (PR,
GR) in de luchttoevoerleidingen van de pomp
en het pistool, om daarmee de luchtdruk van de
toegevoerde perslucht te kunnen regelen.
Opgesloten lucht kan de pomp onverwachts
in werking zetten. Dit kan ernstig letsel tot
gevolg hebben, zoals injectie door de huid
en het spatten van vloeistof in de ogen of op
de huid. Gebruik de apparatuur niet zonder
dat er een zelfontlastend luchtventiel (BV) is
geïnstalleerd.
16
maximale
van 21 MPa (210 bar, 3000
4. Installereer een zelfontlastend luchtventiel (BV)
in de luchttoevoerleiding van de pomp. Het
zelfontlastende luchtventiel (BV) moet in het
systeem zitten om de luchttoevoer naar de pomp
af te sluiten en om opgesloten lucht tussen
het ventiel en de pomp te laten ontsnappen
nadat de luchtregelaar uitgezet is. Installeer
nog een zelfontlastend luchtventiel op de
hoofdluchtleiding (MA) om de toebehoren voor
servicewerkzaamheden te isoleren.
5. Installeer een zelfontlastend luchtventiel (BV)
op elke toevoerleiding van een pistool, om de
luchttoevoer naar het pistool of de pistolen af
te sluiten en om opgesloten lucht tussen het
ventiel en het pistool te laten ontsnappen nadat
de luchtregelaar uitgezet is.
Vloeistoftoevoerleiding
1. De vloeistofleiding (FL) moet worden
doorgeblazen met lucht en doorgespoeld met
oplosmiddel. Gebruik een oplosmiddel dat
geschikt is in combinatie met de te spuiten
vloeistof. Sluit de vloeistoftoevoerleiding nog niet
aan op de vloeistofinlaat van het pistool.
2. Breng een vloeistofdrukregelaar (FR) aan in de
vloeistofleiding om de vloeistofdruk naar het
pistool te regelen.
3. Installeer een vloeistoffilter (FF) bij de uitlaat van
de pomp om deeltjes en neerslag uit te filteren
die de spuittip zouden kunnen verstoppen.
LET OP: Het pistool is voorzien van een
geïntegreerd vloeistoffilter voor extra filtratie.
Om het risico op ernstig letsel te verminderen,
waaronder injectie door de huid en in de ogen
of op de huid spattende vloeistof, dient u de
apparatuur niet te bedienen zonder dat het
vloeistofafvoerventiel (FD) is geïnstalleerd.
4. Het vloeistofafvoerventiel (FD) is verplicht in uw
systeem als hulpmiddel om de vloeistofdruk in de
onderpomp, de slang en het pistool te ontlasten.
Het overhalen van de trekker is soms niet
voldoende om de druk te ontlasten. Installeer
een afvoerventiel vlakbij de vloeistofuitlaat van
de pomp.
332060G