Membraanaandrijving monteren
Schroef de spindelverlenging (19) op de klep
(26).
Lijn het aanwezige gat in de spindelverlenging
uit met het gat in de klep.
Boor met een 5 mm (tolerantie +0,075 mm)
boor door spindelverlenging en klep.
Opgelet!
Beschadiging aan de spindel door
ondeskundig ingeslagen spanstift.
Gebruik bij het inslaan van de spanstift een
steun.
Sla de spanstift (20) in het gat.
Schroef de moer op de spindelverlenging
Maak de onderste koppelingshelft (40) los van
de aandrijving.
Schroef de onderste koppelingshelft op de
spindelverlenging.
Plaats de membraanaandrijving (17) op de
flens.
Bevestig de membraanaandrijving met de
moeren (38) op de flens.
Membraanaandrijving instellen
Breng de klep met de spindelverlenging in de
gesloten stand.
Bepaal de benodigde minimale druk uit het
stuurdrukdiagram op pagina 35. Houd
daarbij rekening met de keteldruk en de
aandrijfvariant.
Zorg er voor dat de druk van de perslucht
overeenkomstig de bepaalde minimale druk is
en maximaal 6 bar bedraagt.
Sluit de membraanaandrijving aan op de
persluchtvoeding.
Breng de as van de membraanaandrijving zover
naar buiten, dat u de koppelingshelften op
elkaar kunt schroeven. Zie handleiding van de
fabrikant van de aandrijving.
Schroef de koppelingshelften op elkaar vast.
Borg de koppelingshelften met de moer.
Monteer de slagindicaties
27