9 - AANSLUITINGEN
9.1 - Elektrische aansluiting
■ Alle bedradingen moeten uitgevoerd zijn volgens de geldende wetgeving op de plaats van de installatie (in Frankrijk:
bijv. NF C 15100).
■ Raadpleeg in alle gevallen het document "ELEKTRISCHE AANSLUITING" of het bedradingsschema op het apparaat.
■ Neem de eigenschappen van de elektrische voeding in acht die op het typeplaatje worden vermeld.
■ De fase-onbalans mag niet meer dan ±2% bedragen voor de spanning.
■ Op apparaten zonder bedrading of met klemmenkast zijn de motoren paarsgewijs gescheiden: M1+M2 - M3+M4 - ....
De motoren moeten per verdieping in hetzelfde gedeelte worden aangestuurd.
Als aan een van de bovenstaande vereisten niet wordt voldaan, neem dan contact op met uw energieleverancier en zorg dat het
apparaat niet gestart wordt voordat corrigerende maatregelen zijn genomen. Anders komt de garantie automatisch te vervallen.
U dient het apparaat te beveiligen tegen overspanningen als gevolg van spanningspieken in het stroomnet of van
blikseminslag. Afhankelijk van de geografische ligging van de installatieplaats en het type stroomnet (ondergronds of
bovengronds bekabeld) kan de installatie van een bliksemafleider voorgeschreven zijn in lokale regelgeving. Als de van
kracht zijnde lokale voorschriften niet worden nageleefd (NF C 15100 in Frankrijk), vervalt de garantie.
- Controleer voor de elektrische aansluitingen of de voedingskabel is losgekoppeld.
De directe aansluiting op de klemmenkasten van de motoren voor apparaten zonder optionele klemmenkast of elektrische kast
moet worden uitgevoerd met alle nodige voorzorgsmaatregelen om het volgende te voorkomen:
- fouten in de elektrische aansluiting die schade aan de motoren kunnen veroorzaken of de prestaties beïnvloeden
- binnendringen van water in de klemmenkasten (bijvoorbeeld bij een gebrekkig sluiting van het deksel), waardoor de motoren
worden beschadigd
- de val van de persoon die de aansluiting uitvoert indien het apparaat op hoogte wordt geïnstalleerd
9.2 - Aansluiting vloeistof
■ Voer nooit vreemde lichamen in het circuit.
■ De verbindingsleidingen en de regel- en isolatieapparatuur moeten zodanig geïnstalleerd en ondersteund worden dat ze geen
kracht uitoefenen op de leidingen van de batterij (druk, torsie of flexie). Het gebruik van flexibele verbindingsstukken op de
aansluitingen wordt geadviseerd om waterslag te voorkomen.
■ De positionering van leidingen: sluit alle leidingen op het apparaat aan (zie maatschets)
■ Neem bij gebruik van hardgesoldeerde of gelaste verbindingen passende voorzorgsmaatregelen om te voorkomen dat afvalresten
van het solderen of lassen in het circuit terecht komen.
9.3 - Aansluiting van een toerenregelaar
■ Een toerentalregelaar moet in bedrijf gesteld worden door een specialist, omdat een onjuiste keuze of configuratie elektromagnetische
storing en schade aan de motoren kan veroorzaken. Minimale voorzorgsmaatregelen:
- Gebruik stroomopwaarts en stroomafwaarts een afgeschermde kabel.
- De frequentie moet tussen 25 en 50 Hz liggen.
- Plaats een dU/dt-filter tussen de toerentalregelaar en de ventilatoren.
- Plaats een efficiënte sinusfilter tussen de toerentalregelaar en de ventilatoren tussen fase en tussen fase en aarde. Deze filters
worden verkocht door fabrikanten van ventilatoren.
VEXTRA™
NL-10