Montage
Elektrische installatie
2
3
16
Algemene opmerking
De elektrische installatie en de
aansluitingen mogen enkel door een
1
elektricien worden uitgevoerd. Daarbij
moeten de VDE/ÖVE/SEV- en
EVU-voorschriften en bepalingen
worden nageleefd.
Installeren van de leiding voor de
netaansluiting
De externe leidingen mogen
max. 30 mm gestript worden. De
stroomleidingen van de spanningsont-
laster tot de klemmen moeten bij het
glijden uit de spanningsontlaster (2)
vóór de beveiligingsleiding strak
worden. De lengte van de leidingen
moet overeenkomstig hiermee worden
bepaald. Voer de leidingen om het
tussenschot (3) heen.
56-57
54-55
Vergrendelende ingang
52-53
Kamerthermostaat
50-51
QAA73
Aansluiting op het net en aansluiting
van ter plaatse aanwezige bedrading
Het toestel is ontworpen voor vaste
aansluiting en aansluitleidingen
2
NYM 3 x1,5 mm
of H05W-F 3 x 1 mm
De condenserende gasketel en het
bedieningspaneel zijn voorzien van
bedrading.
De aansluiting op het net gebeurt met
klemmen (1) op het toestel via een
daarvoor voorziene en beveiligde
stroomkring.
De condenserende gasketel moet met
gepaste middelen van het net kunnen
worden gescheiden. Daarvoor moeten
alpolige schakelaars met een contact-
opening > 3 mm of veiligheids-
schakelaars worden gebruikt.
Netspanning:
230 V, 50 Hz
Zekering voor de netaansluiting: 10 A
Opgenomen vermogen:
Opgenomen vermogen systeem-
pomp(en) Max. schakelstroom LMU 1
A/relais, max. 5 A in totaal
Opgelet
Wordt bij de TRIGON L één kring
mengkraan via de AGU 2500
aangesloten, dan moet een brug
geplaatst worden op de klemmen
50/51 (X10-01).
2
.
max. 420 W