1. Leeg
2. Vol
3. Naald
3. Verwijder de dop van de brandstoftank.
4. Vul de benzinetank tot ongeveer 25 mm vanaf de
bovenkant van de tank (de onderkant van de vulbuis).
Opmerking: De ruimte in de tank geeft de brandstof
de kans om uit te zetten. De tank niet te vol vullen..
5. Draai de tankdop stevig vast.
6. Neem gemorste brandstof op.
Motor starten
Belangrijk: Probeer de motor niet te starten door het
voertuig aan te duwen of te slepen.
1. Neem plaats op de bestuurdersstoel, steek het sleuteltje
in de starterschakelaar, druk de rem in en draai het
sleuteltje naar rechts op Aan.
Opmerking: Als het achteruitrij-alarm is gemonteerd
en de schakelhendel in de stand Achteruit staat, klinkt
er een zoemer om de bestuurder te waarschuwen.
2. Zodra het indicatorlampje van de gloeibougie dooft,
draait u het contactsleuteltje linksom in de stand Aan.
3. Zet de parkeerrem vrij.
De machine stoppen
Belangrijk: Als u de machine op een helling laat
stoppen, moet u de serviceremmen intrappen en de
parkeerrem in werking stellen om te voorkomen dat
de machine van zijn plaats rolt. Als u het gaspedaal
gebruikt om de machine op de helling tot stilstand te
brengen, kan de machine schade oplopen.
1. Neem uw voet van het gaspedaal; zie
14)).
Figuur 17
4. Brandstofmeter
5. Dop van brandstoftank
Gaspedaal (bladz.
2. Druk het rempedaal langzaam in om met de
serviceremmen de machine volledig tot stilstand te
brengen; zie
Rempedaal (bladz.
Opmerking: De lengte van de remweg kan variëren,
afhankelijk van de lading en de snelheid van de machine.
De machine parkeren
1. Stop de machine met de serviceremmen door het
rempedaal ingedrukt te houden; zie
14).
2. Stel de parkeerrem in werking door de
parkeerremhendel op te trekken; zie
(bladz.
14).
3. Draai het sleuteltje van de starterschakelaar linksom op
Uit; zie
Starterschakelaar (bladz.
4. Verwijder het sleuteltje uit de starterschakelaar.
Een nieuwe machine inrijden
Onderhoudsinterval: Na de eerste 100 bedrijfsuren—Neem
de richtlijnen voor het inrijden van een
nieuwe machine in acht.
Neem de richtlijnen voor het inrijden van een nieuwe machine
in acht om ervoor te zorgen dat deze goede prestaties levert
en een lange levensduur heeft.
•
Controleer regelmatig het peil van de vloeistoffen en de
motorolie. Let op signalen van oververhitting van de
machine of onderdelen ervan.
•
Na een koude start moet u de motor ongeveer 15
seconden laten warmlopen voordat u de machine
gebruikt.
•
Tijdens de eerste uren van de inrijperiode van een nieuwe
machine moet u krachtig remmen vermijden. Nieuwe
remvoeringen leveren pas na enkele bedrijfsuren optimale
prestaties doordat de remmen dan als gevolg van het
gebruik zijn gepolijst (ingereden).
•
Varieer de snelheid van de machine tijdens het gebruik.
Vermijd snel starten en stoppen.
•
De motor heeft geen inrijolie nodig. De originele
motorolie is hetzelfde type olie dat is voorgeschreven
voor regelmatige olieverversingen.
•
Zie het hoofdstuk
bijzondere omstandigheden (bladz. 28)
controles op rustige momenten.
•
Controleer de stand van de voorwielophanging en
stel deze af indien nodig; zie
voorwielen afstellen (bladz.
De laadbak laden
Neem de volgende richtlijnen in acht bij het laden van de
laadbak en het gebruik van de machine:
23
14).
Rempedaal (bladz.
Parkeerremhendel
15).
Onderhoud van het voertuig in
voor bijzondere
Toespoor en vlucht van
39).