Onderhouden remmen
De remmen controleren
Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren
De remmen zijn van essentieel belang voor een veilig gebruik
van het voertuig. Zoals alle veiligheidsvoorzieningen moeten
de remmen regelmatig grondig worden gecontroleerd om de
beste prestaties te verkrijgen en er zeker van te zijn dat het
voertuig veilig kan worden gebruikt. De volgende controles
moeten om de 100 bedrijfsuren worden uitgevoerd.
•
De remschoenen op slijtage of beschadigingen
controleren. Als de dikte van de remvoering (remblok)
minder dan 1,6 mm is, moeten de remschoenen worden
vervangen.
•
De ankerplaat en andere onderdelen controleren op
tekenen van overmatige slijtage of vervorming. Als
een onderdeel is vervormd, moet dit door een geschikt
onderdeel worden vervangen.
•
Controleer het remvloeistofpeil; zie
controleren (bladz.
20).
De parkeerremhendel afstellen
Onderhoudsinterval: Om de 200 bedrijfsuren
1. Verwijder de handgreep van de parkeerremhendel
(Figuur
53).
Figuur 53
1. Handgreep
2. Knop voor remafstelling
2. Draai de stelschroef los waarmee de knop voor de
remafstelling is bevestigd aan de parkeerremhendel
(Figuur
53).
3. Draai aan de knop voor remafstelling totdat een kracht
van 133 tot 156 N·m nodig is om de parkeerremhendel
in werking te stellen
Opmerking: Als u de knop voor remafstelling
volledig hebt gedraaid en de kracht van 133 tot
156 N·m die nodig is om de parkeerremhendel
Remvloeistofpeil
3. Stelschroef
4. Parkeerremhendel
(Figuur
53).
in werking te stellen, niet kunt verkrijgen, moet u
de procedure voor het afstellen van de remkabels
uitvoeren; zie
De remkabels afstellen (bladz.
4. Draai de stelschroef vast en plaats de handgreep
(Figuur
53).
De remkabels afstellen
1. Verwijder de handgreep van de parkeerrem
2. Draai de stelschroef los
knop voor de remafstelling is bevestigd aan de
parkeerremhendel. Stel de parkeerrem vrij en draai de
knop voor de remafstelling los.
3. Draai aan de onderkant van de machine de
achterste contramoer voor de schroefregelaar van de
parkeerremhendel 4 slagen los
1. Voorste contramoer
2. Achterste contramoer
3. Beugel van remkabel
4. Draai de voorste contramoer vast
5. Draai aan de knop voor remafstelling
totdat een kracht van 133 tot 156 N·m nodig is om de
parkeerremhendel in werking te stellen.
•
Als u de knop voor remafstelling niet kunt afstellen
door hem los te draaien en de parkeerremhendel
met een kracht van 133 tot 156 N·m in werking te
stellen, doet u het volgende:
A. Draai de voorste contramoer
voor de schroefregelaar van de kabel van de
parkeerrem 1 slag los.
B. Draai de achterste contramoer vast
54).
C. Draai aan de knop voor remafstelling
53) totdat een kracht van 133 tot 156 N·m
nodig is om de parkeerremhendel in werking
te stellen.
D. Herhaal stappen
2 keer om een kracht van 133 tot 156 N·m te
bereiken voor de parkeerremhendel.
45
(Figuur
(Figuur
53) waarmee de
(Figuur
54).
Figuur 54
4. Schroefregelaar (kabel
van parkeerrem)
5. Voorkant van machine
(Figuur
54).
(Figuur
(Figuur
A
tot en met
C
maximaal nog
45).
53).
53)
54)
(Figuur
(Figuur