Banden/wielen: Controleer en corrigeer
de bandenspanning (bij koude banden).
Profieldiepte/slijtage,
aan
banden/wielen,
spaken,
lekke
pagina 120).
Moeren, bouten, bevestigingsmiddelen:
Voer een visuele controle uit van alle
onderdelen van de stuurinrichting en de
vering,
de
bedieningselementen, controleer of alle
onderdelen goed vastzitten of bevestigd
zijn. Controleer de gehele motorfiets op
loszittende/beschadigde
bevestigingsmiddelen.
Sturen: Soepel maar niet te los van
aanslag
tot
bedieningskabels
belemmering
pagina 116).
Remmen: Trek de remhendel in en trap
het rempedaal in om op correcte
weerstand te controleren. Controleer
hendels/pedalen met een te grote vrije
slag
voordat
ondervonden en bedieningselementen
die
sponsachtig
pagina 111 en pagina 111).
Remblokken: Controleer of er voldoende
remvoering op alle remblokken over is
(zie pagina 110).
Remvloeistofpeil:
remvloeistoflekkage. Het remvloeistofpeil
in beide reservoirs dient zich tussen de
MAX- en MIN-markeringen te bevinden
(zie pagina 111).
Voorvork:
Soepele
vorkolielekkage (zie pagina 118).
Gasklepbedieningssysteem:
of de gashendel terugkeert in de
stationaire stand zonder te blijven
hangen (zie pagina 104).
beschadigingen
losse/gebroken
banden,
enz.
assen
en
aanslag.
mogen
nergens
ondervinden
weerstand
wordt
aanvoelen
Geen
werking.
Geen
Controleer
Algemene informatie
Koppeling: Soepele werking en de juiste
kabelspeling (zie pagina 105).
Koelvloeistof: Geen koelvloeistoflekkage.
Controleer het koelvloeistofpeil in het
(zie
expansiereservoir (bij koude motor) (zie
pagina 101).
Elektrische installatie: Alle lichten en de
claxon werken correct (zie pagina 49).
Motorstopschakelaar:
de
stopschakelaar schakelt de motor uit
wanneer hij in de stand STOP wordt
gezet (zie pagina 48).
Standaarden: Gaat door veerspanning
terug naar volledig ingeklapte stand.
Terughaalveren niet slap of beschadigd
(zie pagina 59).
De
(zie
(zie
De
start-
67