Hoofdstuk 3. Datalogging
DASHBOARD >>
•
FILENAME
Voer de bestandsnaam in (maximaal 10 karakters).
•
TRIGGER
Selecteer een van de volgende mogelijkheden:
a.
Key Press (een datapunt wordt opgeslagen telkens wanneer op de knop wordt gedrukt).
b.
Periodic (een datapunt wordt na een ingestelde periode opgeslagen).
•
PERIOD
Deze optie wordt gebruikt om de intervallen voor de periodieke datalogging in te voeren.
De datalogging-stand starten:
1.
Selecteer de juiste opties en voer een bestandsnaam voor het datalogbestand in.
Opmerking: Voordat de bestandsnaam wordt ingevoerd, moet eerst de bestemming
worden geselecteerd (INTERNAL of USB FLASH DRIVE)
2.
Druk op de knop
3.2 Bediening
In de periodieke stand drukt u op de knop 'Start logging'
In de 'knop'-stand wordt een datapunt opgeslagen telkens wanneer de gebruiker op de knop
drukt.
Als u met de datalogging wilt stoppen, drukt u op
Het datalogging-lampje
Copyright 2015 Baker Hughes Company.
50 | DPI612 gebruikershandleiding–Nederlands
DATA LOGGING >> SETUP
Afbeelding 3-2: Instellingen datalogging
.
knippert telkens om aan te geven dat data is opgeslagen.
om te beginnen.
.