filterbasis waarop het filter wordt gemonteerd
(Figuur 28).
3. Smeer een dun laagje schone olie op de
rubberen pakking van het nieuwe filter
(Figuur 28).
Figuur 28
1. Sleutel voor olielter
2. Olielter
4. Monteer het nieuwe filter met de hand op de
filterbasis. Draai het oliefilter rechtsom totdat
de rubberen pakking contact maakt met het
filterbasis. Draai het filter vervolgens nog eens
7/8 slag (Figuur 28). Torsie van oliefilter:
20-24 Nm
5. Giet de gespecificeerde hoeveelheid olie in
het carter; zie Olie verversen/aftappen in
Onderhoud motor, blz. 25.
6. Start de motor en controleer het filter op
lekkages.
7. Zet de motor af en controleer het oliepeil; zie
Oliepeil controleren in Onderhoud motor,
blz. 25. Zonodig olie bijvullen.
Onderhoud van de bougie
Controleer de bougie om de 100 bedrijfsuren.
Controleer of de elektrodenafstand correct is
voordat u de bougie monteert. Gebruik een
23 bougiesleutel voor het (de)monteren van de
bougie(s) en een voelermaat voor het meten en
afstellen van de elektrodenafstand.
Vervang de bougie om de 300 bedrijfsuren of
jaarlijks.
Type: NGK BPR5ES of DENSO W16EPR-U (of
equivalent type)
Elektrodenafstand: 0,70-0,80 mm
3. Filterbasis
4. Pakking
Bougie verwijderen
1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in
werking, zet de motor af en verwijder het
contactsleuteltje.
2. Trek de kabel van de bougie (Figuur 29). Maak
de omgeving van de bougie schoon om te
voorkomen dat er vuil in de motor komt, wat
beschadiging kan veroorzaken.
Figuur 29
1. Bougiekabel
3. Verwijder de bougie en de afdichtring.
Bougie controleren
1. Bekijk de binnenkant van de bougie (Figuur 30).
Als de isolator lichtbruin of grijs is, werkt de
motor naar behoren. Een zwarte laag op de
isolator duidt meestal op een vuil luchtfilter.
Belangrijk: Bougie nooit schoonmaken.
Bougie altijd vervangen bij zwarte laag op
de bougie, versleten elektroden, vettige
laag op de bougie of scheuren.
2. Controleer de afstand tussen de centrale
elektrode en de massa-elektrode (Figuur 30).
Verbuig de massa-elektrode (Figuur 30) om de
juiste afstand in te stellen indien dit nodig is.
Figuur 30
1. Centrale elektrode met
isolator
2. Massa-elektrode
28
3. Elektrodenafstand (niet op
schaal weergegeven)