Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

4. INSTALLATIE-EISEN

ELEKTRISCHE INSTALLATIE
F
Voorafgaand op elk type ingreep moet de stroomvoorziening
worden losgekoppeld. In geval de scheidingsschakelaar
niet zichtbaar is, moet een bord worden aangebracht met het
opschrift "OPGELET - Onderhoud in uitvoering".
!
Het elektrische systeem moet voldoen aan de normen van
kracht in het land van installatie.
Gebruik componenten en materialen voorzien van een
CE-markering en die overeenstemmen met de Laagspan-
ningsrichtlijn 2014/35/EU en de EMC-richtlijn 2014/30/EU.
Het elektrische voedingsnet van het automatiseringssysteem
moet voorzien zijn van een meerpolige installatieautomaat
met een geschikte uitschakeldrempel en een opening tussen
de contacten gelijk aan of groter dan 3 mm, die de scheiding
verricht volgens de geldende normen.
Het elektrische voedingsnet van het automatiseringssysteem
moet voorzien zijn van een differentiaalschakelaar met een
drempel van 0,03 A.
De metalen massa van de structuur moet geaard zijn.
Controleer of de aarding van het systeem voldoet aan de
normen die van kracht zijn in het land van installatie.
De elektrische kabels van het automatiseringssysteem moeten
qua afmetingen en isolatieklasse voldoen aan de van kracht
zijnde normen, moeten geïnstalleerd worden in geschikte
buizen of slangen, extern of verzonken.
Gebruik afzonderlijke buizen voor de kabels met netspanning
en voor de verbindingskabels van de bedieningsinrichtingen/
accessoires op 12-24 V.
Controleer, op de tekeningen van de verzonken kabels, dat
er geen sprake is van elektriciteitskabels in de nabijheid
van punten waar gegraven of geboord moet worden, om
elektrocutiegevaar te voorkomen.
Controleer dat er geen leidingen aanwezig zijn in de nabijheid
van punten waar gegraven of geboord moet worden.
De externe besturingskaart moet geplaatst worden in een
houder met een minimale beschermingsklasse IP-44, voor-
zien van een slot of een andere voorziening die de toegang
van onbevoegde personen verhindert. De houder moet
geplaatst worden in een altijd toegankelijke en ongevaarlijke
zone, op een hoogte van ten minste 30 cm vanaf de vloer. De
kabeluitgangen moeten naar beneden gericht zijn.
De buisverbindingen en de kabeldoorgangen moeten het bin-
nendringen van vocht, insecten en kleine dieren belemmeren.
Bescherm de hechtzones van verlengingen met behulp van
aftakdozen met beschermingsklasse IP-67 of hoger.
De totale lengte van de BUS-kabels mag niet meer zijn dan
100 m.
Het is raadzaam om op een zichtbare plek een zwaailicht te
installeren voor het signaleren van de beweging.
De bedieningsinrichtingen moeten geplaatst worden in voor
de gebruiker altijd toegankelijke en ongevaarlijke zones. Het
is raadzaam om de bedieningsinrichtingen binnen het ge-
E124S
zichtsveld van het automatiseringssysteem te plaatsen. Dit is
verplicht wanneer er sprake is van een "dodemans"-bediening.
De bedieningselementen met aangehouden actie in de
"dodemans"-modus moeten voldoen aan de norm EN
60947-5-1.
Een eventueel geïnstalleerde noodstopknop moet voldoen
aan de norm EN13850.
Neem de volgende hoogtes vanaf de vloer in acht:
- bedieningsinrichtingen = minimaal 150 cm
- noodstopknoppen = maximaal 120 cm
Wanneer de handmatige bedieningsinrichtingen bestemd zijn
voor minder-valide personen, moeten ze gemarkeerd worden
met specifieke pictogrammen en moet gecontroleerd worden
of ze voor de genoemde gebruikers bereikbaar zijn.
TOTALE AFMETINGEN VAN DE BEHUIZING
225
64
130
7
306
2
532434 - Rev.A

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave