15.3.6 Afstelling van de ontstekingselektrode
Controleer de afstelling van de ontstekingselektrode, de
afstand tussen de penpunten moet 3 mm zijn (zie afb.
24). Zonodig de elektrode inclusief pakking vervangen.
afb. 24 Ontstekingselektrode
00.31H.79.00013
15.3.7 Controle gasfilter
Meet het drukverschil dP tussen de 2 meetpunten (P
P
, zie afb. 25) op het gasfilter.
u
- dP groter dan 10 mbar: vervang het gasfilter.
- dP tussen de 6 en de 10 mbar: bepaal de uitgaande
druk P
. Is deze lager dan 18 mbar, dan gasfilter ver-
u
vangen.
- dP lager dan 6 mbar: OK.
afb. 25 Gasfilter met meetpunten
15.3.8 Controle van de waterdruk
De waterdruk in de ketel moet minimaal 0,8 bar bedra-
gen. Geadviseerd wordt de installatie bij te vullen tot
een keteldruk van minimaal 1,5 bar.
Als er een waterdruksensor is gemonteerd (optie) dan
zal deze bij een lagere waterdruk dan ingesteld (werk-
gebied 1-4 bar, fabrieksinstelling 0,8 bar) een blokkering
b^@ geven.
15.3.9 Controle op lekkage
Controleer visueel op waterlekkage.
Controleer met behulp van een snuffelaar of spiegel
(deze beslaat) op rookgaslekkage en met een snuffelaar
of spray op gaslekkage.
en
i
47