8.8.2 Bedrijfsmelding
De toepassing van de bedrijfsmelding maakt het moge-
lijk om de bedrijfsmeldingen 'ketel laag' en 'ketel hoog'
naar buiten te brengen. De functie 'bedrijfsmelding ketel
laag' wordt door een relais geschakeld als de ketel 'laag'
brandt. Via een potentiaalvrij contact op de aansluitklem-
men X27-6 en X27-7 van de 230 Volt-klemmenstrook kan
de melding worden doorgegeven. De functie 'bedrijfsmel-
ding ketel hoog' wordt door een tweede relais geschakeld
als het toerental de waarde van parameter c (zie par.
13.2.6) overschrijdt. Zakt het toerental weer onder deze
waarde, dan schakelt het relais weer af en schakelt het
relais van 'ketel laag' aan. Via een potentiaalvrij contact
op de aansluitklemmen X27-4 en X27-5 van de 230
Volt-klemmenstrook kan de melding 'ketel hoog' worden
doorgegeven. Deze relais zijn niet gezekerd. Om een
Aan/Uit-melding te krijgen, moet parameter c op 6000
tpm gezet worden. De aansluiting van de bedrijfsmelding
dient te worden uitgevoerd volgens de voorschriften van
het plaatselijk elektriciteitsbedrijf en NEN 1010.
Contactbelasting:
- Maximale spanning: 230 Volt.
- Maximale stroom:
8.8.3 Centrale alarmering (vergrendeling)
Als de ketel vergrendelt, wordt het eerste relais bekrach-
tigd en kan de alarmering via een potentiaalvrij contact
op de aansluitklemmen X27-2en X27-3 van de 230 Volt-
klemmenstrook worden doorgemeld. Dit relais is niet
gezekerd.
Contactbelasting:
- Maximale spanning: 230 Volt.
- Maximale stroom.:
8.8.4 Aansturing externe gasklep
Als er warmtevraag is, wordt het tweede relais gescha-
keld waardoor er op de klemmen X27-14 en X27-15 een
wisselspanning van 230 Volt beschikbaar komt voor het
aansturen van een externe gasklep. De spanning wordt
afgeschakeld op het moment dat het gasmultiblok van
de ketel sluit.
Contactbelasting:
- Spanning externe gasklep
- Maximale stroom
8.9 Opties /accessoires
8.9.1 Waterdruksensor
De waterdruksensor zorgt ervoor dat de ketel op blokke-
ring gaat (met blokkeringcode b ^@) bij het bereiken
van een minimale waterdruk (zie par. 13.2.12). De water-
druksensor dient te worden aangesloten op de 5-pins
contrastekker X22 bij de 24 Volt-klemmenstrook. Door het
tegelijkertijd indrukken van de s- en de e- toets gedu-
rende 2 seconden, wordt de aanwezigheid van de water-
druksensor in de besturingsautomaat vastgelegd.
1 Ampère.
1 Ampère.
: 230 Volt.
: 1 Ampère.
g
Let op!!
De waterdruksensor is geschikt voor
toepassingen tot een maximale werkdruk van 4 bar.
g
Let op ! !
Deze optie werkt alleen indien deze
aangesloten en actief (zie ook par.13.2.13) is.
8.9.2 Gaslekschakelaar (VPS)
De gaslekcontrole controleert en stuurt (indien deze
optie is geactiveerd) de veiligheidsafsluiters van het
gasmultiblok door het zogenaamde VPS- systeem. De
test vindt plaats voor de voorspoelfase van de ketel. Bij
lekkage in het gasmultiblok zal de ketel vergrendelen en
storingscode 89 of 90 in het display tonen.
De gaslekcontrole dient te worden aangesloten op de
3-pins contrastekker X21 bij de 24 Volt-klemmenstrook.
De aanwezigheid van de gaslekcontrole dient m.b.v.
parameter J geactiveerd te worden in de instelmode
(zie par. 13.2.13).
g
Let op ! !
Deze optie werkt alleen indien deze
aangesloten en actief (parameter J) is.
8.9.3 Minimum gasdrukschakelaar (geschikt voor
gasvoordrukken tot 30 mbar)
De minimum gasdrukschakelaar zorgt ervoor dat de
ketel op blokkering gaat (blokkeringcode b @^) bij
het bereiken van een te lage gasvoordruk. De minimum
gasdrukschakelaar dient te worden aangesloten op de
3-pins contrastekker X21 bij de 24 Volt-klemmenstrook.
Bij gebruik moet eerst de draadbrugconnector verwij-
derd worden. De aansluiting wordt automatisch door de
ketelbesturing herkend.
8.9.4 Rookgasklep
Een rookgasklep voorkomt, bij cascadetoepassing , dat
de rookgassen via een buiten bedrijfszijnde ketel wor-
den afgevoerd. De ketel is daarmee geschikt voor over-
drukinstallaties.
De rookgasklep dient te worden aangesloten op de 4-
pins contrastekker X14 bij de 230 Volt-klemmenstrook.
8.9.5 Smoorklep
Bij een cascadeopstelling, zorgt een smoorklep ervoor
dat, een niet in bedrijfszijnde ketel, hydraulisch is afge-
koppeld. Als de smoorklep helemaal open is, wordt het
ketelvrijgavecontact gesloten.
De smoorklep dient te worden aangesloten op de klem-
men X27-11, X27-12 en X27-13 van de 230 Volt-klem-
menstrook. De eindschakelaar van de smoorklep dient
op de vrijgave ingang op klemmen X29-3 en X29-4 van
de 24 Volt-klemmenstrook te worden aangesloten (eerst
draadbrug verwijderen).
Na het uit bedrijf gaan van de ketel, blijft de smoorklep
open staan gedurende de op de besturingsautomaat
ingestelde nadraaitijd van de pomp (dit geldt ook wan-
neer er geen pomp op de besturingsautomaat aangeslo-
ten is). Zie par. 8.10.1 en par. 13.1.2.
27