9
INSTALLATIEVOORSCHRIFT VOOR DE GASTECHNISCHE INSTALLATEUR
9.1 Gasaansluiting
De ketel is geschikt voor het verstoken van aardgas
categorie I
2HL.
De ketel moet op de gasleiding worden aangesloten
overeenkomstig de in de NEN 1078 (voor huishoudelijke
gasleidinginstallaties) of NEN 2078 (voor industriële
gasinstallaties) gestelde eisen. In de nabijheid van de
ketel dient een gashoofdkraan te worden opgenomen.
De gasaansluiting bevindt zich aan de bovenzijde van
de ketel (zie afb. 02). De ketel is standaard voorzien van
een gasfilter om vervuiling te voorkomen.
Raadpleeg bij andere aardgassoorten onze afdeling
Sales support.
9.2 Gasdrukken
De ketel is geschikt voor een gasdruk van 17 - 30 mbar.
De ketel is, in overeenstemming met bestelling, door
Remeha voor Gronings aardgas (L-gas) ingesteld bij 25
mbar voordruk of voor H-gas bij 20 mbar (zie opschrift
etiket).
10
INBEDRIJFSTELLINGSVOORSCHRIFT
10.1 In bedrijf stellen
w
1.
Zorg dat de ketel spanningsloos is.
2.
Verwijder de mantels aan de inspectiezijde.
3.
Controleer de elektrische aansluiting, inclusief
aarding.
4.
Vul de ketel en de installatie met water (mini-
male druk 1,0 bar).
5.
Ontlucht de installatie.
6.
Vul de sifon met water.
7.
Controleer de rookgasafvoeraansluiting en de
luchttoevoeraansluiting.
8
Open de gashoofdkraan
9.
Ontlucht de gasleiding
10.
Open de gaskraan in de gasleiding naar de
ketel.
11.
Controleer de gasvoordruk PI (zie afb. 19).
12.
Controleer de gasaansluiting op gasdichtheid.
13.
Schakel de elektrische voeding van de ketel in.
14.
Schakel de bedrijfsschakelaar van de ketel in.
15.
Schakel de circulatiepomp (indien deze aange-
sloten is op de ketel, start deze automatisch bij
warmtevraag) in en controleer de montagestand
en draairichting.
16.
Stel de ketelregeling in op warmtevraag.
17.
De ketel komt nu in bedrijf.
De 7-, 8- en 9-leden uitvoeringen zijn ook geschikt voor
een gasdruk tot 100 mbar. De ketel moet in dit geval in
het veld worden nageregeld voor een juiste CO
ling. De tolerantie op de voordruk is ± 5 mbar.
9.3 Gas- /luchtverhoudingsregeling
De ketel is voorzien van een pneumatische gas-/luchtve
rhoudingsregeling. Doel van de gas-/luchtverhoudingsre-
geling is dat bij een variërende belasting de verhouding
tussen de gas- en de luchthoeveelheid in de brander op
een constant niveau gehouden wordt. Hiermee wordt
een schone en betrouwbare verbranding en een hoog
deellastrendement over het gehele belastingsbereik
zeker gesteld.
De minimale luchtdoorstroming wordt voor de start
bewaakt door een luchtdrukverschilsensor.
Het bedrijfsverloop is nu via het code-venster zichtbaar:
0 =
Ruststand ketel.
5 =
Eventueel aangesloten smoorklep gaat open;
Wachten op sluiten minimale gasdrukschakelaar;
Ruststandcontrole van de luchtdrukverschilsensor;
Rookgasklep gaat open (indien van toepassing);
De ventilator komt in bedrijf op luchtdrukverschilsen-
sor controletoerental; De luchtdrukverschilsensor moet
schakelen om voldoende luchttransport te garanderen.
t =
Gaslekcontrole (indien van toepassing)
1 =
Voorventilatie
2 =
Circulatiepomp gaat lopen; Ontsteking: 3 secon-
den voorontsteking gevolgd door het openen
van het gasmultiblok gedurende 3 seconden
(veiligheidstijd).
3 =
Ketel in bedrijf.
17.a
Controleer, en corrigeer indien noodzakelijk, de
juiste afstelling van de gas- /luchtverhoudings-
regeling. De controle vindt plaats op vollast en
deellast, de afstelling vindt alleen plaats op het
gasmultiblok. Voor controle en afstelling zijn een
elektronische CO
een gasdrukmeter vereist. Let op dat de ope-
ning (zie afb. 20) rond de meetsonde tijdens de
meting goed is afgedicht. Sluit de gasdrukmeter
aan tussen het meetpunt PG onderop het gas-
multiblok en het meetpunt PL op de venturi (zie
afb. 19).
29
-instel-
2
-meter (op basis van O
2
) en
2