9
VERDERE INFORMATIE
(Accessoires)
9
VERDERE INFORMATIE (Accessoires)
9.1 TOEVOEGEN OF VERWIJDEREN VAN
INRICHTINGEN
U kunt op elk gewenst moment een inrichting aan een geïnstalleer-
de automatisering toevoegen of er een uit verwijderen. Met name
op "BlueBUS" en de ingang "STOP" kunnen verschillende soorten
inrichtingen worden aangesloten zoals in de volgende paragrafen
aangegeven is.
m
Nadat er inrichtingen zijn toegevoegd of verwijderd,
is het noodzakelijk een herkenningsprocedure voor
inrichtingen uit te voeren zoals beschreven in de pa-
ragraaf "Herkenning van andere inrichtingen".
9.1.1 BlueBUS
BlueBUS is een techniek waarbij het mogelijk is alle compatibe-
le inrichtingen met slechts twee draden aan te sluiten, waarover
zowel de elektrische stroom als de communicatiesignalen lopen.
Alle inrichtingen worden parallel aangesloten op dezelfde 2 Blue-
BUS-draden en zonder dat daarbij de polariteit in acht genomen
moet worden; elke inrichting wordt afzonderlijk herkend omdat er
tijdens de installatie een eenduidig adres aan wordt toegekend.
Op BlueBUS kunnen bijvoorbeeld fotocellen, veiligheidsinrichtin-
gen, bedieningsknoppen, signaleringslampjes enz. worden aan-
gesloten. De besturingseenheid herkent alle aangesloten inrich-
tingen één na één via een herkenningsprocedure en is in staat
om met de grootst mogelijke zekerheid alle eventuele storingen te
detecteren.
Steeds wanneer een op BlueBUS aangesloten inrichting wordt toe-
gevoegd of verwijderd, dient er een herkenningsfase in de bestu-
ringseenheid uitgevoerd te worden zoals beschreven in paragraaf
"Herkenning van andere inrichtingen".
9.1.2 Ingang STOP
STOP is de ingang die de onmiddellijke onderbreking van de ma-
noeuvre veroorzaakt (met een kortstondige omkering). Op deze
ingang kunnen inrichtingen worden aangesloten met een uitgang
met normaal open contact ("NO"), maar ook inrichtingen met een
normaal gesloten contact ("NC") of inrichtingen met een uitgang
met constante weerstand (8,2 kΩ), zoals bijvoorbeeld contactlijs-
ten.
Net als bij BlueBUS herkent de besturingseenheid het soort inrich-
ting dat tijdens de herkenningsfase op de ingang STOP is aan-
gesloten (zie paragraaf "Herkenning van andere inrichtingen");
daarna wordt een STOP veroorzaakt indien er zich een wijziging
ten opzichte van de herkende staat voordoet.
Door het uitvoeren van de juiste handelingen kunt u op de STOP-in-
gang meer dan één inrichting aansluiten, ook al zijn die niet van
hetzelfde type:
– Er kunnen meerdere NO-inrichtingen parallel aan elkaar aange-
sloten worden zonder beperking van het aantal daarvan.
– Er kunnen meerdere NC-inrichtingen onderling in serie aange-
sloten worden zonder beperking van het aantal daarvan.
– Twee inrichtingen met een uitgang met constante weerstand van
8,2 kΩ kunnen parallel geschakeld worden; als er meer dan 2
inrichtingen zijn, moeten alle inrichtingen via een "cascadescha-
keling" op één enkele afsluitweerstand van 8,2 kΩ aangesloten
worden.
– Een combinatie van NO en NC is mogelijk door de 2 contacten
parallel te schakelen en met het NC-contact een weerstand van
8,2 kΩ in serie te verbinden (dit maakt dus ook de combinatie
van 3 inrichtingen mogelijk: NO, NC en 8,2 kΩ).
a
Als de STOP-ingang gebruikt wordt om inrichtingen
met een veiligheidsfunctie aan te sluiten, zouden al-
leen de inrichtingen met een uitgang met constante
weerstand van 8,2 kΩ de veiligheidscategorie 3 kun-
nen garanderen tegen storingen conform de norm EN
13849-1.
22 – NEDERLANDS
9.1.3 Fotocellen
Om de besturingseenheid in staat te stellen om de inrichtingen die
zijn aangesloten op het "BlueBus"-systeem te herkennen, is adres-
sering van deze inrichtingen nodig.
Deze operatie moet worden gedaan door de elektrische brug in
elke inrichting correct te positioneren (zie ook de gebruiksaanwij-
zing van elke inrichting afzonderlijk). Hieronder vindt u een adres-
seringsschema van de fotocellen, naar type.
40
FOTO 2 II
ADRESSEN VAN DE FOTOCELLEN
Fotocel
FOTO
Fotocel buitenzijde h = 50 die bij het
sluiten in werking treedt (stopt en keert de
beweging om)
FOTO II
Fotocel buitenzijde h = 100 die bij het
sluiten in werking treedt (stopt en keert de
beweging om)
FOTO 1
Interne fotocel h = 50 met activering zowel
bij sluiting (onderbreking en omkering van
de beweging) als bij opening (onderbreking
en hervatting bij vrijgave van de fotocel)
FOTO 1 II
Interne fotocel h = 100 met activering zowel
bij sluiting (onderbreking en omkering van
de beweging) als bij opening (onderbreking
en hervatting bij vrijgave van de fotocel)
FOTO 2
Interne fotocel met activering bij opening
(onderbreking en omkering van de
beweging)
FOTO 2 II
Interne fotocel met activering bij opening
(onderbreking en omkering van de
beweging)
FOTO 3
CONFIGURATIE NIET TOEGESTAAN
m
Aan het einde van de installatieprocedure of nadat
er fotocellen of andere inrichtingen zijn verwijderd,
moet de aanleerprocedure worden uitgevoerd (zie pa-
ragraaf "Herkenning van inrichtingen").
FOTO II
FOTO
FOTO 1 II
FOTO 1
Positie van bruggen
FOTO 2
Tabel 10