Onderhoud
aandrijfsysteem
De bandenspanning
controleren
Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren/Jaarlijks
(houd hierbij de kortste periode aan)
De voor- en achterbanden moeten een spanning
van respectievelijk 1,17 bar en 1,03 bar hebben.
Controleer de bandenspanning bij het ventiel
37). De bandenspanning kan het best bij koude
banden worden gecontroleerd.
Figuur 37
1. Ventiel
Onderhoud van de rem
De rem bevindt zich aan de rechterkant van de
achteras, in het achterwiel
Figuur 38
1. Stelmoer van de rem
(Figuur
(Figuur
38).
Opmerking:
meer dan 1 m heeft bij hoge snelheid in de hoogste
versnelling, stel dan de rem af.
Rem controleren
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
1.
Parkeer de machine op een horizontaal
oppervlak.
2.
Schakel de maaimessen (aftakas) uit.
3.
Stel de parkeerrem in werking.
4.
Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
5.
Verwijder het contactsleuteltje.
6.
Zet de aandrijfstang uit de stand DUWEN
(Figuur
13).
7.
Als de achterwielen blokkeren en slippen
wanneer u de tractor naar voren duwt, hoeft u
de parkeerrem niet af te stellen. Als de wielen
draaien en niet blokkeren, moet u de rem
afstellen; zie
Rem afstellen
g000069
1.
Controleer de rem voordat u deze afstelt; zie
Rem controleren (bladz.
2.
De aandrijfhendel moet op de stand In Werking
staan
(Figuur
werking zijn gesteld.
3.
Draai de rem-instelmoer rechtsom tot u de
machine niet meer kunt duwen
4.
Ontkoppel de parkeerrem en controleer of de
wielen vrij draaien als u de machine duwt. Als
ze dat niet doen, moet u de remafstelmoer net
zover linksom draaien dat u de machine kunt
duwen.
5.
Controleer opnieuw de werking van de rem; zie
Rem controleren (bladz.
g008269
31
Als de machine een remweg van
Rem afstellen (bladz.
31).
13) en de parkeerrem moet in
(Figuur
31).
31).
38).