Installatie
2. De doseerapplicator
aansluiten.
MD2:
a. Sluit de vloeistofslangen voor basis- (A) en
katalysatormateriaal (B) aan op de
doseerapplicator.
b. Schakel zowel
c. Open het kogelventiel voor katalysatormateriaal
(B) en spuit de vloeistof in een afvalbak tot het
doseerventiel schoon en vrij van lucht is.
d. Activeer
op de DM.
38
als
in op de DM.
Ultra-lite:
a. Sluit de slang voor basismateriaal (A) aan op de
inlaatfitting voor basismateriaal (A).
b. Sluit de slang voor katalysatormateriaal (B) aan
op de inlaatfitting voor katalysatormateriaal (B).
c. Open het kogelventiel voor katalysatormateriaal
(B) en spuit de vloeistof in een afvalbak tot het
doseerventiel schoon en vrij van lucht is.
d. Sluit het kogelventiel voor katalysatormateriaal
(B) en doseer de vloeistof in een afvalbak totdat
er alleen basismateriaal (A) aanwezig is.
3A2894T