Het autofocusveld wijzigen
U kunt het autofocusveld wijzigen (AF-veld).
J Meervoudig
Spotmeting
K
Automatisch
W
meevolgende AF
1
Selecteer [AF-instelling] in het menu [A Opnemen] met de
vierwegbesturing (23).
3
2
Druk op de vierwegbesturing (5).
Het scherm [AF-instelling] verschijnt.
3
Selecteer [AF-veld] met de vierwegbesturing (23).
4
Druk op de vierwegbesturing (5).
Er verschijnt een afrolmenu.
5
Wijzig het autofocusveld met de vierwegbesturing (23).
6
Druk op de knop 4.
De instelling wordt opgeslagen.
Welke standen beschikbaar zijn, hangt af van de geselecteerde
opnamestand. Zie "Beschikbare functies voor elke opnamefunctie" (p.218)
voor details.
Automacro instellen
Wanneer [Automacro] is ingesteld op O (Aan), wordt de scherpstelling indien
nodig aangepast aan het macrobereik (afstand tot het onderwerp is 10 cm tot
50 cm), zelfs als de scherpstelling is ingesteld op = (Standaard).
Wanneer deze functie is uitgeschakeld en de scherpstelling is ingesteld op
= (Standaard), werkt de AF alleen binnen het standaardbereik en wordt er niet
scherpgesteld in het macrobereik.
Wanneer de scherpstelling is ingesteld op q (Macro) of
wordt de scherpstelling alleen aangepast binnen het betreffende macrobereik en
wordt er niet scherpgesteld binnen het standaardbereik.
1
Selecteer [AF-instelling] in het menu [A Opnemen] met de
vierwegbesturing (23).
90
Gebruikt het normale autofocusveld.
Maakt het autofocusveld kleiner.
Volgt een bewegend onderwerp en blijft daarop
scherpstellen.
(Macro vanop 1cm),