Gevoeligheid instellen
U kunt de gevoeligheid selecteren op basis van het omgevingslicht.
De gevoeligheid wordt automatisch ingesteld door de camera.
AUTO
(Standaardwaarde: gevoeligheid 125-1600).
125
200
400
800
1600
3
3200
6400
1
Selecteer [Gevoeligheid] in het menu [A Opnemen] met
de vierwegbesturing (23).
2
Druk op de vierwegbesturing (5).
Er verschijnt een afrolmenu.
3
Wijzig de gevoeligheid met de vierwegbesturing (23).
4
Druk op de knop 4.
De instelling wordt opgeslagen.
• In sommige opnamestanden kan de gevoeligheid niet worden gewijzigd.
Zie "Beschikbare functies voor elke opnamefunctie" (p.218) voor details.
• Wanneer de opnamestand wordt ingesteld op
bereik met de gevoeligheid op AUTO vast ingesteld op 125-6400.
• Wanneer [Shake Reduction] op [Beide] staat, kunnen 3200 en 6400 niet
worden geselecteerd.
De instelling voor gevoeligheid opslaan 1p.129
98
Bij een lagere gevoeligheid wordt de opname scherper met minder
ruis. Bij weinig licht wordt de sluitertijd langer.
Bij een hogere gevoeligheid is er een relatief korte sluitertijd bij
slechte lichtomstandigheden, zodat bewegingen van de camera
slechts een beperkte invloed op de opnamekwaliteit hebben.
Opnamen kunnen echter wel ruis (vlekken) bevatten.
(Rapport), wordt het