Stalling
1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, stel
de parkeerrem in werking, draai de Aan/Uit-schakelaar
op Uit en verwijder het sleuteltje uit het contact.
2. Verwijder het vuil en vet van het hele voertuig, inclusief
de buitenkant van de koelribben van de cilinderkop
en de ventilatorbehuizing.
Belangrijk: U kunt de machine met een mild
reinigingsmiddel en water wassen. Gebruik
nooit een hogedrukreiniger om de machine
schoon te maken. De machine reinigen met
een hogedrukreiniger kan het elektrische
systeem beschadigen of noodzakelijk vet op
wrijvingspunten wegspoelen. Gebruik niet te veel
water in de buurt van het bedieningspaneel, de
verlichting, de motor en de accu.
3. Controleer de remmen; zie
(bladz.
47).
4. Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurt; zie
Onderhoud van het luchtfilter (bladz.
5. Smeer de machine; zie
6. Ververs de motorolie; zie
07266TC en 07279) (bladz. 34)
(modellen 07273 en 07273TC) (bladz.
7. Controleer de bandenspanning; zie
controleren (bladz.
8. Wanneer het voertuig langer dan 30 dagen niet wordt
gebruikt, moet het brandstofsysteem als volgt worden
voorbereid op stalling:
A. Voeg een brandstofstabilizer/conditioner op
aardoliebasis toe aan de brandstof in de tank.
Belangrijk: Benzine waaraan
stabilizer/conditioner is toegevoegd,
mag u niet langer dan 90 dagen bewaren.
Volg de mengvoorschriften van de fabrikant van
de brandstofstabilizer op. (8 ml per liter).
Belangrijk: Gebruik geen brandstofstabilizer
op alcoholbasis (ethanol of methanol).
Opmerking: Stabilizer/conditioner werkt het
best als het met verse benzine wordt vermengd
en altijd wordt gebruikt.
B. Laat de motor vijf minuten lopen om de
stabilizer/conditioner door het brandstofsysteem
te verspreiden.
C. Zet de motor af, wacht totdat deze is afgekoeld en
laat de benzine uit de tank lopen.
Opmerking: U moet brandstof op de juiste
wijze afvoeren. Verwerk deze volgens de
plaatselijk geldende voorschriften.
De remmen controleren
33).
Smering (bladz.
30).
De olie verversen (modellen
en
De olie verversen
35).
Bandenspanning
22).
D. Start de motor opnieuw en laat deze lopen tot
hij afslaat.
E. Choke de motor.
F. Start de motor totdat deze niet meer start.
9. Verwijder de bougies en controleer hun toestand; zie
De bougie controleren en vervangen (bladz.
10. Nadat de bougies uit de cilinder zijn verwijderd, giet u
twee eetlepels motorolie in de bougie-opening.
11. Gebruik de elektrische startmotor om de motor te
laten draaien en zo de olie over de cilinderwand te
verspreiden.
12. Monteer de bougie(s) en draai ze vast met de
aanbevolen torsie; zie
vervangen (bladz.
Opmerking: De bougiekabel niet op de bougie(s)
drukken.
13. Verwijder de accu van het chassis en laad de accu
volledig op; raadpleeg
Opmerking: U mag de accukabels niet aansluiten op
de accupolen tijdens stalling.
Belangrijk: De accu moet volledig opgeladen zijn
om te voorkomen dat deze bevriest en beschadigd
raakt bij temperaturen beneden 0 °C. Een volledig
opgeladen accu kan ongeveer 50 dagen worden
opgeslagen bij temperaturen beneden 4 °C zonder
tussentijds te hoeven worden opgeladen.
14. Controleer alle bouten, schroeven en moeren en draai
deze vast. Repareer of vervang beschadigde delen.
15. Werk alle krassen en beschadigingen van de lak bij.
Opmerking: Bijwerklak is verkrijgbaar bij een
erkende servicedealer.
16. Stal het voertuig in een schone, droge garage of
opslagruimte.
17. Verwijder het contactsleuteltje uit de
Aan/Uit-schakelaar en bewaar het op een
veilige plaats buiten het bereik van kinderen.
18. Dek de machine af om deze te beschermen en schoon
te houden.
51
De bougie controleren en
36).
Accu verwijderen (bladz.
36).
40).