Tabel 2-1
Algemene problemen oplossen (vervolg)
De computer kan niet worden ingeschakeld en de lampjes aan de voorkant van de computer branden niet.
Oorzaak
Het systeem kan niet worden gestart.
14
Hoofdstuk 2 Problemen oplossen zonder gebruik van diagnosevoorzieningen
Oplossing
Druk op de aan/uit-knop en houd deze kort (minder dan 4
seconden) ingedrukt. Als het lampje van de vaste schijf groen
gaat branden, doet u het volgende:
1.
Controleer aan de achterkant van de voedingseenheid of
de spanningsschakelaar (aanwezig op bepaalde
modellen) op het juiste voltage is ingesteld. Welk voltage
juist is, hangt af van het land waar u zich bevindt.
2.
Verwijder de uitbreidingskaarten een voor een, totdat het
lampje 5V_aux op de systeemkaart gaat branden.
3.
Vervang de systeemkaart.
OF
Druk op de aan/uit-knop en houd deze kort (minder dan 4
seconden) ingedrukt. Als het lampje van de vaste schijf nu
NIET groen gaat branden, doet u het volgende:
1.
Controleer of de computer is aangesloten op een
werkend stopcontact.
2.
Open het chassis en controleer of de eenheid met de aan/
uit-knop goed is aangesloten op de systeemkaart.
3.
Controleer of beide voedingskabels goed op de
systeemkaart zijn aangesloten.
4.
Controleer of het lampje 5V_aux op de systeemkaart
brandt. Als dit lampje brandt, vervangt u de eenheid met
de aan/uit-knop.
5.
Als het lampje 5V_aux op de systeemkaart niet brandt,
vervangt u de voedingseenheid.
6.
Vervang de systeemkaart.
NLWW