Onderhoud
bedieningsysteem
Neutraalstand van rijhendel
afstellen
Als de rijhendels niet in één lijn staan of gemakkelijk
in de sleuf van het bedieningspaneel glijden, moeten
ze worden afgesteld. De hendel, de veer en de stang
moeten afzonderlijk worden afgesteld.
Opmerking:
De rijhendels moeten op de juiste wijze
worden gemonteerd.
1.
Schakel de messchakelaar (aftakas) uit, zet de
rijhendels in de
VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND
en stel de parkeerrem in werking.
2.
Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje
en wacht totdat alle bewegende onderdelen
tot stilstand zijn gekomen voordat u de
bestuurderspositie verlaat.
3.
Ontgrendel de stoel en kantel deze naar voren.
4.
Begin met de linker of de rechter rijhendel.
5.
Zet de hendel in de neutraalstand zonder deze
te vergrendelen
(Figuur
6.
Trek de hendel naar achteren totdat de gaffelpen
(op de arm onder de draaias) contact maakt met
het uiteinde van de sleuf (en net druk op de veer
begint uit te oefenen); zie
7.
Controleer of de hendel de juiste positie
heeft ten opzichte van de inkeping in het
bedieningspaneel
Opmerking:
De hendel moet in het midden
staan zodat deze naar buiten kan draaien naar
de
VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND
Figuur 89
1. V
ERGRENDELDE
NEUTRAALSTAND
2. Rijhendel
89).
Figuur
89.
(Figuur
89).
.
3. N
EUTRAALSTAND
8.
Als de rijhendel moet worden afgesteld, draait
u de moer en de contramoer tegen de gaffel
(Figuur
90).
9.
Oefen een lichte achterwaartse druk uit op
de rijhendel en draai de kop van de stelbout
in de juiste richting totdat de rijhendel in de
VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND
(Figuur
90).
Opmerking:
uitoefenen op de hendel, zal de pen op het
einde van de sleuf blijven en zal de stelbout de
hendel in de juiste stand kunnen brengen.
10.
Draai de moer en de contramoer vast
90).
11.
Herhaal deze procedure aan de andere kant
van de machine.
1. Maaihoogtehendel
2. Moer tegen gaffel
3. Contramoer
4. Gaffelpen in sleuf
g001046
64
is gecentreerd
Als u achterwaartse druk blijft
Figuur 90
5. Stelbout
6. Gaffel
7. Veer
(Figuur
g001155