van de grassoort, het vochtgehalte en de hoogte van
het gras.
Opmerking:
Als het motorvermogen afneemt en de
rijsnelheid van de maaimachine hetzelfde blijft, opent
u de plaat.
Stand A
Dit is de volledig achterwaartse stand. Deze stand
wordt aanbevolen in de volgende gevallen:
•
Maaiomstandigheden met kort, licht gras
•
Droge omstandigheden
•
Kleiner maaisel
•
Werpt maaisel verder weg van de maaimachine
Stand B
Zet de plaat in deze stand als u het maaisel opvangt.
Altijd uitlijnen met de opening van de blazer.
Stand C
Dit is de volledig open stand. Deze stand wordt
aanbevolen in de volgende gevallen:
•
Maaiomstandigheden met hoog, dicht gras
Figuur 35
Figuur 36
•
Natte omstandigheden
•
Vermindert het energieverbruik van de motor
•
Maakt hogere rijsnelheid mogelijk in zware
omstandigheden
Oververhittingssensor
g005832
Deze machine is voorzien van een sensor die de
maaier uitschakelt als de motor oververhit raakt.
Als de motor oververhit raakt, wordt het maaidek
uitgeschakeld, er klinkt een waarschuwingssignaal en
er wordt een lampje ingeschakeld.
Als het maaidek automatisch wordt uitgeschakeld
vanwege oververhitting, kunt u de machine nog wel
naar een veilig gebied rijden en op een vrachtwagen
of aanhanger laden.
Als de machine oververhit raakt, controleer dan of
het gebied rond de motor en radiateur vrij is van
vuil. Zet de motor uit en laat hem afkoelen voordat
u het maaidek inschakelt. Als de motor opnieuw
oververhit raakt, moet u de machine naar een erkende
servicedealer brengen.
Tips voor bediening en
gebruik
g005833
Gebruik van de snel-stand van de
gashendel
Voor een optimaal maairesultaat en een maximale
luchtcirculatie moet u de gashendel op S
Om het gras goed af te maaien is lucht nodig; zet
de maaihoogte dus niet te laag en zorg ervoor dat
het maaidek niet helemaal door ongemaaid gras is
omgeven. Probeer altijd één zijkant van de machine
31
Figuur 37
NEL
g005834
zetten.