Werking
❒ Afbeeldingen op minder dan 5
mm, 0,2", van de bovenrand van
een origineel, worden niet afge-
drukt. Als de afbeelding te dicht bij
de voorkant zit, gebruik dan ko-
1
pieën van de originelen waarbij de
afbeelding minimaal 5 mm, 0,2",
vanaf de voorkant is verschoven.
❒ U kunt voor de afbeeldingen op
het eerste en tweede origineel ver-
schillende instellingen opgeven.
❒ Zorg ervoor dat de zijplaten van de
papierinvoer licht tegen het papier
rusten wanneer u de functie kopie-
en Combineren gebruikt. Als dit
niet het geval is, zullen de afbeel-
dingen niet op de juiste plaats op
de afdruk verschijnen.
A
Druk op de {Combineer}-toets.
B
Plaats het eerste origineel met de
bedrukte zijde omlaag in de do-
cumentinvoereenheid.
36
Opmerking
❒ Het eerste origineel wordt op
het bovenste deel van het papier
afgedrukt.
C
Geef de reproductiefactor aan en
controleer of het correcte papier-
formaat is geplaatst.
D
Druk op de {Master Maken}-toets.
E
Er klinkt een pieptoon als het eer-
ste origineel is opgeslagen. Plaats
het tweede origineel met de be-
drukte zijde omlaag in de docu-
mentinvoereenheid.
Opmerking
❒ Als u een andere reproductie-
factor wilt selecteren voor het
BQA008S
tweede origineel, dient u de
nieuwe instellingen in te voeren
voordat het piepsignaal stopt.
F
Druk op de {Master Maken}-toets.
AQP003S
AQP003S