b
Geef in de garenkleuren volgorde aan welke
garenkleur niet geborduurd moet worden.
De geselecteerde garenkleur wordt gemarkeerd in
blauw.
c
Druk op
.
De markering
wordt weergegeven om aan te
geven dat de geselecteerde garenkleur niet wordt
geborduurd.
De delen van het patroon die niet worden
geborduurd, worden verborgen op het
patroonvoorbeeldscherm.
Memo
• Als u de instelling wilt annuleren, selecteert u de
garenkleur en druk op
d
e
f
.
PATRONEN BEWERKEN
Herhaal, indien nodig, de stappen
garenkleuren die u niet wilt borduren.
Nadat u de gewenste instellingen hebt opgegeven, druk
op
.
Druk op
en vervolgens op
afbeelding van het voltooide borduurwerk te
controleren.
*
Nadat u de selectie voor een gebied ongedaan hebt
gemaakt, moet u de afbeelding controleren om er
zeker van te zijn dat er geen eerder verborgen
steken zichtbaar zijn.
Memo
• Wanneer een patroon met een toegepaste
instelling voor selectie van de gebiedsfunctie
ongedaan maken wordt opgeslagen, wordt ook
deze instelling opgeslagen. Het patroon kan echter
niet worden opgeslagen als de instelling voor
selectie van de gebiedsfunctie ongedaan maken is
toegepast op alle garenkleuren.
• De delen waarop de instelling voor selectie van de
gebiedsfunctie ongedaan maken is toegepast,
worden niet weergegeven; deze delen zijn echter
niet verwijderd. Het benodigde borduurgebied voor
het borduren van het patroon is identiek aan de
afmeting voor het oorspronkelijke patroon.
b
c
en
voor alle
om een vergrote
2
47