6.2 Voorschriften
Bij plaatsing en bij aansluiting van de ketel dient te wor-
den voldaan aan de van toepassing zijnde voorschriften
gegeven in :
- NEN 1078 (GAVO laatste uitgave):
'Voorschriften voor aardgasinstallaties'.
- NEN 1010: 'Veiligheidsbepalingen voor laagspannings-
installaties'.
6.3 Steunoppervlak
Eindleden, ECO ondersteuning en de ondersteunings-
poot (12 t/m 17 leden) op de meegeleverde draagplaat-
jes plaatsen. Ketelblok op de meegeleverde kokerprofie-
len plaatsen.
Afb. 07 Steunoppervlak
Aantal
leden
A
5
600
6
600
7
800
8
800
9
1000
10
1000
11
1200
12
1200
13
1400
14
1400
15
1600
16
1600
17
1800
Afmetingen (mm)
B
C
D
462
940
362
462
940
362
662
940
362
662
940
362
862
940
362
862
940
362
862
940
362
1162
940
362
1162
940
362
1162
940
362
1162
956
395
1162
956
395
1162
956
395
6.4 Condensatiewaterafvoer
Het uit de HR-ketel tredende condensatiewater, dat ge-
vormd wordt bij een retourwatertemperatuur lager dan
55°C, dient naar het riool te worden afgevoerd.
Gezien de zuurgraad van dit condensatiewater (Ph 3 tot
5) kunnen alleen harde P.V.C. materialen als verbindings-
leiding worden toegepast.
De tweede warmtewisselaar is voorzien van een G1"
binnendraad aansluiting ter bevestiging van de meegele-
verde sifon. Aan deze sifon kan een afvoerleiding Ø 32
mm (uitwendig) worden verlijmd (zie maatvoering sifon).
Deze leiding moet middels een trechter en een sifon een
vrije uitloop hebben op de rioolaansluiting. Indien mogelijk
moet deze sifon worden geplaatst in een permanent 'nat'
gedeelte van de rioolaansluiting.
De condensatiewaterafvoerende leiding dient een afschot
te hebben van minimaal 5 mm/m.
Afb. 08 Maatvoering sifon
E
-
-
-
-
-
-
-
1597
1597
1597
1660
1660
1660
14
remeha Gas 3d HR