5. Trek de contactstrip van de aansluiting naar voor uit
het apparaat.
6. Verbind het apparaat met de spanningsvrije leiding
van het buitendeel.
Zie afbeeldingen.
7. Assembleer het apparaat weer.
Elektrische aansluiting van de apparaten:
Contactstrip
Contactstrip
binnentoesteI
buitendeel
Rood
A
Wit
N
Oranje
Regelleiding
2
Geel-groen
PE
Condensaataansluiting
Omwille van de daling onder het dauwpunt wordt er
tijdens het koelbedrijf aan de lamellenwisselaar van het
binnentoestel oppervlaktecondens (condensaat)
gevormd.
Het binnentoestel is uitgerust met een opvangbak en
een condensaatslang voor het gevormde condensaat.
Neem voor het leggen van de condensaatslang de
volgende instructies in acht:
De condensaatafvoer wordt in de regel samen met
à
de koelmiddelleidingen gelegd.
Indien door bouwtechnische omstandigheden een af-
à
wijkend traject van de condensaatslang vereist is, dan
kan de slang ook door een andere afvoer van het
binnentoestel naar buiten geleid worden.
Als het apparaat werkt bij buitentemperaturen onder
à
0 °C, dan moet de leiding vorstvrij gelegd worden.
à
à
2 % verval
Gebruik altijd geschikte slangklemmen.
à
Indien het condensaat naar de riolering wordt geleid,
à
voorzie dan een sifonachtig slangtraject als
geurafsluiting.
Nadat de slang gelegd is, moet de vrije afvoer van
à
het condensaat gecontroleerd worden.
Contactstrip
netvoeding
Buitengeleider
A
N
Neutraalgeleider
2
PE
Naar de verdichter-
beveiliging
PE
Randaardeleiding
Zorg voor voldoende verval naar
de afvoer.
Voorzie een verval van
minstens 2 %!
De meegeleverde condensaat-
slang kan met in de handel
verkrijgbare slangen met een
binnendiameter van 17 mm
verlengd worden.
Externe condensaatpomp
De als toebehoren met EDV-nr. 1613167 verkrijgbare
condensaatpomp transporteert het condensaat dat
wordt gevormd in het binnentoestel, ook stijgend, naar
ongunstig gelegen afvoeren. De pomp kan binnen het
apparaat geïnstalleerd worden.
Neem de gebruiksaanwijzing van de pomp en de
volgende instructies in acht:
Bescherm het huis tegen direct contact met het
à
condensaat.
Open het huis van de pomp niet.
à
Controleer of de bedrijfsspanning van de pomp en
à
L1
230 V~,
de netspanning overeenkomen.
50 Hz,
N
L1
à
Gebruik het alarmcontact om het buitendeel uit te
N
schakelen.
PE
Houd er rekening mee dat het alarmcontact, al
à
naargelang de last van het gebruikte buitendeel,
alleen in combinatie met een beveiliging of relais
voor de uitschakeling mag worden ingezet.
Sluit de pomp goed aan aan de regelleiding.
à
De condensaatpomp bestaat uit 2 componenten:
het reservoir met sensor
à
de pomp
à
Reservoir met sensor
Het reservoir dient om het condensaat op te vangen.
Een sensor schakelt de pomp in bij het bereiken van
een bepaalde waterstand.
De elektronische sensor maakt het mogelijk om de as
van het reservoir tot 30° te draaien.
Pomp
De bevestiging van de pomp gebeurt met behulp van de
meegeleverde zelfklevende klittenbanden op de, van
achter gezien, rechter achterkant van het apparaat.
Reservoir
Mogelijke montagepositie:
draaiing van de as met
maximaal 30° naar rechts
of links
Pomp
15