6. Gebruik voor de montage uitsluitend het hieronder
afgebeelde gereedschap.
7. Vergewis u er voordat u de koelmiddelleidingen
openflenst, van dat de wartelmoer op de buis zit.
8. Bewerk de gelegde koelmiddelleidingen zoals
getoond in de volgende afbeelding.
Koelmiddelleiding
Ontbramer
G
Er mag alleen gereedschap worden gebruikt dat is
toegestaan voor gebruik in koelinstallaties.
9. Controleer of de flenskraag een correcte vorm bezit.
Gol-
Scheur-
vend
vorming
10. Maak vervolgens met de hand de verbinding van de
koelmiddelleidingen met de schroefverbindingen en de
kleppen om de juiste bevestiging te garanderen
11. Bevestig nu definitief de schroefverbindingen met
twee muilsleutels met de juiste sleutelwijdte.
12. Houd tijdens het schroeven in elk geval tegen met
een muilsleutel.
Tegenhouden
ste
1
muilsleutel
13. Voorzie de geïnstalleerde koelmiddelleidingen,
inclusief verbindingsstukken, van een adequate
warmte-isolatie.
14. Gebruik alleen voor het temperatuurbereik bruik-
bare diffusiedichte isolatieslangen.
Kraalbeitel
Scheur-
Ongelijke
CORRECT
vorming
dikte
Tegenhouden
de
2
muilsleutel
15. Als u heeft gekozen voor afvoervariant 2 of 4
(afvoer door de muur), leid de condensaatwater- en
regelleiding dan door de muurdoorbraak naar het
binnentoestel.
Indien u ook een condensaatpomp nodig heeft, dan
moet deze van tevoren gemonteerd worden.
16. Als het door bouwtechnische omstandigheden niet
mogelijk is om de condensaatleiding mee te leiden,
vergewis u er dan van dat de condensaatafvoer
voortdurend gegarandeerd is.
17. Hang het binnentoestel iets naar achter gekanteld in
de van tevoren gemonteerde wandklem en druk het
apparaat dan met de achterkant tegen de klem.
18. Leg de koelmiddelleidingen van het binnentoestel
naar het buitendeel.
19. Zorg voor een goede bevestiging van de
koelmiddelleidingen.
20. Tref, indien nodig, maatregelen voor de olie-
terugvoer zoals beschreven in de paragraaf
Olieterugvoermaatregelen.
21. Leg de regelleiding in hetzelfde kabeltraject.
22. Verwijder de in de fabriek aangebrachte
beschermkappen en wartelmoeren van de
afsluitklepaansluitingen van het buitendeel en
gebruik deze voor de verdere montage.
23. Sluit de koelmiddelleidingen aan aan het buitendeel
zoals hiervoor beschreven.
Als de enkele lengte van de verbindingsleiding
langer is dan 5 m, dan moet bij de eerste
G
ingebruikname van de installatie koelmiddel
worden toegevoegd.
Zie hoofdstuk „Koelmiddel toevoegen".
Olieterugvoermaatregelen
Als het buitendeel wordt aangebracht op een hoger
niveau dan het binnentoestel, dan moeten er adequate
.
olieterugvoermaatregelen getroffen worden.
Oliehefboog in de zuigleiding
naar het buitendeel 1x per
2,5 stijgende meter
De terugvoer van de compressorolie gebeurt in de regel
door de montage van een oliehefboog, die per 2,5
stijgende meter geïnstalleerd moet worden.
Buitendeel
Radius:
50 mm
Maximaal
10 m
Binnentoestel
13