Koelvloeistoftempera-
tuur
Onder 39 °C
(Onder 103 °F)
40–116 °C
(104–242 °F)
117–139 °C
(243–283 °F)
Boven 140 °C
(Boven 284 °F)
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
Weergave
Condities
De aanduiding "Lo" wordt
getoond.
De temperatuur wordt ge-
toond.
De temperatuurweergave
knippert.
Het waarschuwingslampje
gaat branden.
Aanduiding "HI" knippert.
Het waarschuwingslampje
gaat branden.
3-5
Wat te doen
OK. U kunt rijden.
OK. U kunt rijden.
Breng de machine tot stilstand en laat
de motor stationair draaien tot de koel-
vloeistoftemperatuur daalt.
Zet de motor af als de temperatuur niet
daalt. (Zie pagina 6-39.)
Zet de motor af en laat afkoelen. (Zie
pagina 6-39.)
3