Om het stuur te ontgrendelen
1. Drukken.
2. Draaien.
Druk de sleutel in en draai deze dan naar
"OFF". Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
(Parkeren)
Het stuur is vergrendeld en het achterlicht,
de kentekenverlichting en het parkeerlicht
branden. De alarmverlichting en richtin-
gaanwijzers kunnen worden ingeschakeld,
maar alle andere elektrische systemen zijn
uit. De sleutel kan worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de sleu-
tel naar "
" te kunnen draaien.
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
LET OP
Gebruik de parkeerstand niet gedurende
langere tijd, anders kan de accu ontla-
den raken.
DAU10941
DCA11020
Controle- en waarschuwings-
lampjes
1. Controlelampje linker
2. Controlelampje rechter
3. Vrijstandcontrolelampje "
4. Controlelampje grootlicht "
5. Waarschuwingslampje motorstoring "
6. Waarschuwingslampje olieniveau "
7. Waarschuwingslampje
8. ABS-waarschuwingslampje "
9. Controlelampje startblokkering
3-3
richtingaanwijzers "
"
richtingaanwijzers "
"
"
"
koelvloeistoftemperatuur "
"
ABS
dellen met ABS)
DAU11003
3
"
"
" (voor mo-