Functietoetsen
2
1. Snelheid
om de naaisnelheid te verhogen of te verlagen. Deze machine
heeft vijf snelheidsniveaus. Het snelheidsniveau staat aangegeven
op het display. U kunt geen hogere snelheid selecteren dan de
standaard maximumsnelheid voor de geselecteerde steek.
2. Draadafsnijder
Druk op de toets van de draadafsnijder en uw naaimachine
naald en de naaivoet omhoog en activeert de FIX-functie voor
de volgende start. Om draden aan het einde van een steek of
het naaien. De LED naast de toets gaat knipperen om aan te
onderdraad afgesneden.
Let op: Nadat u een knoopsgat of een oogje hebt genaaid, snijdt de machine
de draden automatisch af. De automatische draadafsnijder kan worden
uitgeschakeld in het SET Menu, zie pagina 32.
22
De machinebedienen
2
1
6
4
5
7
8
9
3
3. Naaldstop boven/onder
Druk op deze toets om de naald omlaag of omhoog te bewegen.
De instelling van de naaldstoppositie wordt tegelijkertijd veranderd.
De bovenste LED naast de toets brandt wanneer naald omhoog
is ingeschakeld en de onderste LED brandt wanneer naald omlaag
is ingeschakeld.
Natuurlijk kunt u ook het voetpedaal gebruiken om de naald
omhoog of omlaag te brengen. Als zowel de naald als de naaivoet
u de eerste maal op het voetpedaal tikt. Tik opnieuw op het
voetpedaal om ook de naald omlaag te brengen.
4. Stop
één onderdeel van de steek te naaien. Uw naaimachine hecht de
draad af en stopt automatisch wanneer één steekonderdeel of
stekenprogramma is voltooid. Het lampje naast de toets brandt
u de functie hebt gebruikt. Druk opnieuw op de toets als u de
functie weer wilt inschakelen.
automatisch taperen te herhalen met dezelfde grootte.
TIP: als u de STOP-functie meerdere malen achter elkaar wilt herhalen voor
een steekeenheid, kunt u de steek in een programma opslaan met een STOP
aan het einde (zie programmeren, pagina 29).