INBEDRIJFSTELLING EN ONDERHOUD
Modus 3
(Continue werking met een vast setpoint met een vermindering
die geregeld wordt door thermostaat omgeving/verzoek warm-
te)
In deze modus wordt het vaste setpoint op dezelfde manier ge-
regeld zoals in modus 0. Het verschil is dat het verzoek altijd
actief is en het setpoint wordt verlaagd (vermindering) met de
door de parameter 28 bepaalde waarde bij de opening van het
contact van de thermostaat omgeving/verzoek warmte.
Par.
Beschrijving
Nr.
Bepaalt de gewenste toevoertemperatuur bij de ver-
3
warmingsmodus. Actief voor de verwarmingsmodus
Par. 1 = 0 of 3
Beperkt de minimumwaarde die aan het setpoint kan
23
worden toegewezen in de verwarmingsmodus (dit
geldt niet voor de verwarmingsmodus 4).
Beperkt de maximumwaarde die aan het setpoint kan
24
worden toegewezen in de verwarmingsmodus (dit
geldt niet voor de modus 4).
Gebruikt voor de verwarmingsmodus Par. 1= 2 of 3.
Bepaalt met hoeveel graden het toevoersetpoint wordt
28
verlaagd bij het openen van het TA-contact (thermo-
staat omgeving/verzoek warmte).
Toevoertemp.
(°C)
Par. 24
Par. 03
Par. 28
Par. 23
9
De externe sonde (accessoire) is niet vereist en als ze is aan-
gesloten, beïnvloedt de waarde van de buitentemperatuur
het ingestelde setpoint niet.
Modus 4
(Regeling van het setpoint op basis van een analoge ingang
0-10V)
De parameters die deze modus regelen zijn de volgende:
Par.
Nr.
110
111
De regeling van het werkingssetpoint gebeurt op basis van de
volgende curve:
Max. temp. setp. (°C)
De maximale en minimale waarde van het setpoint worden res-
Setpoint @TA=ON
pectievelijk bepaald door Par. 111 en Par. 110.
Wanneer de ingaande spanningswaarde de waarde van 1,5V
Setpoint vermindering
overschrijdt, wordt het verzoek geactiveerd (bij het minimale
@TA=OFF
setpoint).
Voor spanningswaarden van 2 tot 10 varieert het setpoint line-
Min. temp. setp. (°C)
air van de minimale waarde tot de maximale waarde. Als de
spanning wordt verminderd van de waarde 10 naar de waarde
Buitentemp. (°C)
2, dan vermindert het setpoint de minimumwaarde lineair en
houdt het die vast tussen 2 en 1V. Voor waarden onder 1 V wordt
de vraag geannuleerd.
9
54
Beschrijving
Bepaalt de minimumwaarde van de toevoertempera-
tuur in de verwarmingsmodus (Par. 1) = 4.
Bepaalt de maximumwaarde van de toevoertempera-
tuur in de verwarmingsmodus (Par. 1) = 4.
Temperatuur
(°C)
Par. 111
Par. 110
0
1.0
1.5
ON/OFF
OFF
hysterese
Voor de activering van de analoge ingang 0-10V moet de
ingang van de omgevingsthermostaat (TA) gedeactiveerd
worden. Stel dus de param. 124 = 0 in of voorzie een door-
verbinding op de ingang TA (kortsluiting van de klemmen
15-16).
2.0
10
ON
Net- (V)