INSTALLATIE
2.15.2
Parameterlijst
9
De programmeringslijnen kunnen verborgen zijn in functie van het toegangsniveau (Gebruiker, Installateur, Constructeur) en
van de configuratie van de ketel.
9
De parameters van de niveaus Installateur en Constructeur mogen enkel gewijzigd worden door de Technische Klantenservice
R
.
De volgorde van de parameters is bepaald door het referentiemenu.
Referentiemenu
M1
Parametermenu
M2
Configuratiemenu cascademodule
M3
Configuratiemenu cascadeketel
M4
Configuratiemenu inrichting
Par.
Weergave
Menu
Nr.
Display
M1
1
Verwarmmodi
Setpoint ver-
M1
3
warming
Ber. Setp.
M1
185
Offset
Comp. T. @
M1
109
T.ext. Max
Min. Set.
M1
110
Verw.
Max. Set.
M1
111
Verw.
Postcirc.
M1
5
Pomp Ketel
Max. Temp.
M1
6
Rookgassen
Hysterese
M1
7
Verw.
Hyst. Verw.
M1
112
Beneden
Tijd Anti-cy-
M1
9
clus
Temper-
M1
10
tuurversch.
Anti-cyclus
Beschrijving
Bepaalt de verschillende werkmodi van de ketel bij het
verwarmen.
0 = Vaste setpoint met omgevingsthermostaat
1 = Klimaat met externe sonde en omgevingsthermostaat
2 = Klimaat met continue werking en reductie met om-
gevingsthermostaat
3 = Vaste setpoint met continue werking en reductie met
omgevingsthermostaat
4 = Setpoint met ingang 0-10V
Definieert de gewenste aanvoertemperatuur met ver-
warmingsmodus (Par. 1 = 0).
Parallelle verplaatsing van de klimaatcurve Directe zone/
Zone 1
Compensatie van de aanvoertemperatuur bij de maxi-
male buitentemperatuur in de klimaatmodus (Par. 1 = 1
of 2).
Definieert de minimale waarde van de aanvoertempera-
tuur met verwarmingsmodus (Par. 1 = 4).
Definieert de maximale waarden van de aanvoertempe-
ratuur met verwarmingsmodus (Par. 1 = 4).
Bepaalt de tijd in seconden van de postcirculatie van de
circulatiepomp van de ketel bij de stand-alonewerking;
in cascadewerking bepaalt het de postcirculatie van de
module na het uitschakelen van de warmteregeling.
Bepaalt de interventietemperatuur voor het overschrij-
den van de maximale temperatuur voor rookgassen.
Wanneer de temperatuur van de rookgassen hoger is
dan de ingestelde waarde, wordt de module uitgescha-
keld en er wordt een fout gegenereerd. Wanneer de
temperatuur van de rookgassen tussen (Par. 6) -5°C en
Par. 6 ligt, vermindert de module lineair haar vermogen
totdat het minimale vermogen bereikt is wanneer de
gedetecteerde temperatuur gelijk is aan Par. 6.
Bepaalt de waarde in graden die hoger is dan het
setpoint en waarbij de brander zich bij warmteregeling
uitschakelt.
Bepaalt de waarde in graden die lager is dan het set-
point en waarbij de brander zich bij warmteregeling
inschakelt.
Bepaalt de wachttijd voordat er terug wordt ingescha-
keld na een uitschakeling bij warmteregeling, ook al
zakt de toevoertemperatuur onder de in Par. 10 vermelde
waarde. Parameter alleen gelding in stand-alone.
Bepaalt de waarde in graden waaronder de brander
terug inschakelt ongeacht de bij Par. 9 verstreken tijd.
Toegangstype
U
Gebruiker
I
Installateur
O
Constructeur
Bereik
0...4
Par. 23...Par. 24
-10...10
Off, -10...10
20...50
50...90
0...900
10...120
0...20
0...20
10...900
0...20
32
Toe-
Fabrieksin-
UM
gangs-
stelling
type
0
I
70
°C
U
0
I
0
I
30
°C
I
80
°C
I
60
Sec.
I
90
°C
O
5
°C
I
5
°C
I
120
Sec.
I
16
°C
I
Categorie
Verwar-
ming
Verwar-
ming
Verwar-
ming
Verwar-
ming
Verwar-
ming
Verwar-
ming
Verwar-
ming
Alge-
meen
Verwar-
ming
Verwar-
ming
Verwar-
ming
Verwar-
ming