die voor PXE noodzakelijk zijn. Met de juiste LAN-kaart kan uw computer bijvoorbeeld worden opgestart
vanaf een PXE-server.
Opmerking: Remote Program Load (RPL) kan bij uw computer niet worden gebruikt.
Asset ID EEPROM
De Asset ID EEPROM bevat informatie over het systeem, waaronder configuratiegegevens en de
serienummers van de belangrijkste componenten. Deze EEPROM beschikt ook over een aantal lege velden
waarin u zelf informatie over de eindgebruikers kunt opslaan.
Functies voor systeembeheer instellen
Als u wilt dat de netwerkbeheerder uw computer op afstand kan bedienen, dient u de netwerkinterface te
configureren door de voorzieningen voor systeembeheer in het ThinkPad Setup-programma in te stellen. U
kunt de volgende functies configureren in het programma:
• Opstartvolgorde
Als er een beheerderswachtwoord is ingesteld, kunt u deze functies alleen gebruiken als u dit
beheerderswachtwoord hebt ingevoerd bij het starten van ThinkPad Setup.
Opstartvolgorde
Wanneer uw computer op afstand wordt ingeschakeld, worden de apparaten die op de computer zijn
aangesloten op gestart in de volgorde die wordt bepaald door de instellingen voor automatisch opstarten.
U geeft de volgorde als volgt op:
1. Kies Opstarten in het menu ThinkPad Setup. Het submenu Startup verschijnt.
2. Selecteer Network Boot. Het submenu Network Boot verschijnt. De lijst met apparaten in het
rechtervenster geeft de opstartvolgorde aan.
3. De apparaten die automatisch worden gestart worden in het rechtervenster in een lijst opgenomen. Om
de volgorde van de Network Boot te wijzigen, selecteert u een vermelding in de lijst en drukt u op Enter.
Opmerking: De apparatenlijst Network Boot is een vaste lijst van opstartapparaten. U kunt de volgorde
waarin ze starten niet wijzigen met F5 of F6 om deze omhoog of omlaag te verplaatsen.
4. Druk op F10.
Opmerking: Als u de instelling wilt initialiseren om terug te keren naar de standaard opstartvolgorde, drukt u
op F9. De standaardinstellingen worden dan automatisch geladen.
120
Handboek voor de gebruiker