GEBEURTENIS 1 / 2 / 3 / 4 /... / 16
De uitgangen hebben als doel om op commando te ageren (volgens configureerbare instellingen) wanneer er een of meer gebeurtenissen plaatsvinden.
Om goed inzicht te krijgen in het gedrag van de uitgangen en de logica van de centrale, is het van belang te weten wat er bedoeld wordt met het
concept 'gebeurtenis'. Op logisch niveau kan een gebeurtenis worden gedefinieerd als een toestand die optreedt tussen het moment waarop een
status wordt gedetecteerd en het moment waarop die status eindigt (of het moment waarop de actieve status eindigt). Als we uitgaan van een zone en
een vereenvoudigd voorbeeld willen geven, begint de gebeurtenis 'zone open' wanneer de zone wordt geopend en eindigt deze gewoonlijk wanneer
deze weer wordt gesloten.
Aan elke uitgang kunnen max. 4 verschillende gebeurtenissen worden gekoppeld (Gebeurtenis 1, Gebeurtenis 2, Gebeurtenis 3 en Gebeurtenis 4), die
elk kunnen worden geconfigureerd met de parameters Type gebeurtenis, Subtype gebeurtenis, Gebeurtenis en Polariteit.
Voorbeeld: om ervoor te zorgen dat een uitgang zich gedraagt als een inbraakalarmuitgang, om een sirene aan te sturen, dient u het volgende te
selecteren: in het eerste vervolgkeuzemenu het Type gebeurtenis "Partities", in het tweede vervolgkeuzemenu Subtype gebeurtenis "OR
alarm" (om een signaal te verkrijgen dat meerdere alarmbronnen in zich verenigt), en in het derde vervolgkeuzemenu de gebeurtenis
"Algemeen alarm" of als alternatief "Alarm + sabotage"
Minimaal één van de actieve uitgangen moet zijn geconfigureerd als gebeurtenis: Partities; subtype gebeurtenis: Storing; gebeurtenis: Signaalstoring
bewegingsdetector; polariteit: Direct; AND/OR: OR [Reg. 31]
• Type gebeurtenis: hiermee kan een hoofdtype gebeurtenis aan de uitgang worden gekoppeld, bijvoorbeeld een gebeurtenis die deel uitmaakt
• Subtype gebeurtenis: hiermee kan de keuze worden verfijnd door een subtype te selecteren van de categorie die als Type gebeurtenis is ingesteld;
• Gebeurtenis: correspondeert met het maximale detailniveau waarmee nauwkeurig kan worden bepaald welke gebeurtenis toestaat dat de uitgang
wordt geactiveerd
geactiveerd wanneer er door een ingeschakelde partitie een inbraak wordt gedetecteerd.
• Polariteit: hiermee kan de stand-bystatus (en dus ook de status wanneer geactiveerd) van de uitgang worden bepaald.
• Direct: in stand-by is de uitgang niet actief; de uitgang wordt alleen bestuurd tijdens de actieve status. Als de uitgang de spoel van
• Omgekeerd: omgekeerde werking ten opzichte van de directe conditie. In stand-by is de uitgang actief en in tegenstelling tot de
• AND/OR en selectiebox: alleen voor enkele typen gebeurtenissen is er AND/OR-selectieblok beschikbaar dat samen met een selectiebox kan
KOPPELING GEBEURTENISSEN (AND/OR)
• Logica gebeurtenissen: hiermee kan worden bepaald of de besturingslogica van het type AND of OR moet zijn. In het geval van logica AND
• Timer AND: hiermee kan een van de timers die in de centrale beschikbaar zijn worden geselecteerd om aan de modus AND te koppelen.
GEEN enkel actief apparaat mogen timers in AND zijn gekoppeld [Reg. 27]
• Timer OR: hiermee kan een van de timers die in de centrale beschikbaar zijn worden geselecteerd om aan de modus OR te koppelen.
GEEN enkel actief apparaat mogen timers in OR zijn gekoppeld [Reg. 28]
95
van het gebeurtenistype Partities
in het voorbeeld van het gebeurtenistype Partities kan het subtype Alarm zones zijn
(zie tabel pag.
97). In het genoemde voorbeeld kan deze gebeurtenis Inbraak zijn, zodat de uitgang kan worden
een relais aanstuurt, wordt de spoel in stand-by niet gevoed en wordt de spoel alleen tijdens de actieve status van de uitgang
gevoed.
bovenstaande situatie wordt de uitgang niet bestuurd tijdens de actieve status. Als de uitgang de spoel van een relais
aanstuurt, wordt de spoel in stand-by gevoed en wordt de spoel tijdens de actieve status van de uitgang niet gevoed.
worden gebruikt om de status van de tweede uitgang te organiseren en eventueel te conditioneren, afhankelijk van de
toegestane opties.
•
De conditie OR kan worden gebruikt wanneer u gebeurtenissen afkomstig van meerdere bronnen in één
uitgang wilt groeperen. In het geval van het type gebeurtenis PARTITIES kan bijvoorbeeld de inschakelstatus
van de eerste drie partities voor één uitgang worden gesignaleerd door de selectievakjes van de eerste drie
partities te selecteren. In dat geval wordt de uitgang geactiveerd als ten minste één van de drie partities is
ingeschakeld, en wordt de uitgang gedeactiveerd wanneer alle drie de partities zijn uitgeschakeld.
•
De conditie AND kan worden gebruikt om overzichtsinformatie te geven, bijvoorbeeld dat twee of meer
partities een bepaalde status gemeen hebben. Een praktijkvoorbeeld, vergelijkbaar met het vorige voorbeeld,
is de bevestiging van inschakeling van meerdere partities door bijvoorbeeld de selectievakjes van de
eerste drie partities te selecteren. In dat geval wordt de uitgang alleen geactiveerd als alle drie de partities
ingeschakeld zijn, en wordt de uitgang gedeactiveerd wanneer een van de drie de partities is uitgeschakeld.
Soms wordt in plaats van een selectieblok gebaseerd op selectievakjes zoals hierboven beschreven, een
vervolgkeuzemenu getoond. In dat geval wordt de conditie AND of OR gekozen door een van de opties in
dit menu te selecteren.
moeten alle gebeurtenissen gelijktijdig aanwezig zijn om een activering van de uitgang te genereren. In het geval van
logica OR hoeft er slechts één van de gebeurtenissen aanwezig te zijn die geconfigureerd zijn om een activering
van de uitgang te genereren. De uitgang kan worden geconditioneerd door timers. De norm CEI EN 50131-1 en
EN50131-3 staat niet toe dat er timers worden gekoppeld aan uitgangen die gebruikt worden voor het signaleren van
gebeurtenissen van het type Inbraak, Manipulatie of Overval. Als de modus van het type AND is, wordt de uitgang alleen
geactiveerd tijdens de perioden die door activering van de timer zijn toegestaan, voorzover deze zijn getriggerd door de
gebeurtenissen die voorzien zijn tijdens de configuratie
de uitgang worden geactiveerd wanneer hij wordt getriggerd door de in de configuratie voorziene gebeurtenissen
tabel pag.
97) en zal hij ook actief zijn in de door de timer bepaalde tijdsperiodes, onafhankelijk van de aanwezigheid
of afwezigheid van triggers.
(zie tabel pag.
97).
(zie tabel pag.
Alle actieve apparaten moeten de besturingslogica van het type OR hebben [Reg. 29]
(zie tabel pag.
97).
97). Als de modaliteit van het type OR is, zal
(zie
Aan
Aan