Verklarende woordenlijst
Bandbreedte
De bandbreedte definieert de grootte resp. transmissiecapaciteit van een transmissiekanaal,
of beter gezegd: het verschil tussen de laagst- en hoogstmogelijke frequentie op een trans-
missiekanaal. De bandbreedte wordt aangegeven in Hz. Bij de digitale gegevenstransmissie
bepaalt de bandbreedte de hoeveelheid gegevens die in een bepaalde periode een trans-
missiekanaal kan passeren, d.w.z. de transmissiesnelheid (uitgedrukt in bit/s).
De bandbreedte die voor de transmissie van de analoge spraakgegevens via een digitaal
transmissiemedium wordt gebruikt (bijvoorbeeld het internet bij VoIP), bepaalt het aantal
kanalen dat tegelijk kan worden gebruikt alsmede de kwaliteit van de spraakoverdracht. Op
welke wijze de beschikbare bandbreedte voor de overdracht van spraakgegevens wordt
gebruikt, wordt bepaald door de keuze van een
transmissie tot 64 Kbit/s (
£
(
Smalband-mode) ter beschikking.
Breedband-mode
Spraakgegevens worden bij VoIP (digitaal transmissiemedium) in de breedband-mode of in
£
de
Smalband-mode verstuurd. In de breedband-mode staat een transmissiesnelheid of
£
Bandbreedte van 64 kbit/s ter beschikking.
Welke bandbreedte voor de overdracht wordt gebruikt, wordt bepaald door de keuze van
£
een
Codec.
Cel
Radiodekkingsgebied van een basisstation in een multicel-DECT-netwerk.
Cluster
Onderverdeling van een DECT-netwerk in groepen (subnetten) door een centraal manage-
mentstation (DECT-manager). Alle telefoons in het netwerk gebruiken de centrale functies
van de telefooncentrale (VoIP-configuratie, telefoonboeken, ...). De basisstations synchroni-
seren zich echter alleen binnen een cluster, waardoor een handover van een handset van een
cluster naar een dichtstbijzijnde cluster niet mogelijk is.
Codec
Codec verwijst naar een procedure waarin analoge spraak voor verzending via het internet
wordt gedigitaliseerd en gecomprimeerd en waarin bij ontvangst van spraakpakketten de
digitale gegevens worden gedecodeerd oftewel worden vertaald naar analoge spraak. Er zijn
verschillende codecs die zich onder andere onderscheiden in de mate van compressie.
Aan beide zijden van de telefoonverbinding (beller-/verzenderszijde en ontvangerszijde)
moet dezelfde codec worden gebruikt. De spraakcodec wordt bepaald bij het tot stand bren-
gen van de verbinding tussen verzender en ontvanger.
De keuze van de codec is een compromis tussen spraakkwaliteit, transmissiesnelheid en
£
benodigde
Bandbreedte. Een grotere compressie betekent bijvoorbeeld dat de beno-
digde bandbreedte per spraakverbinding kleiner is. Dit betekent echter ook dat voor het
comprimeren/decomprimeren van de gegevens meer tijd nodig is, wat de doorlooptijd van
de gegevens in het netwerk verlengt en daarmee de spraakkwaliteit beïnvloedt. De beno-
digde tijd vergroot de vertraging tussen het spreken door de verzender en ontvangst van het
gesprokene bij de ontvanger.
£
Breedband-mode) of smalbandtransmissie tot 32 Kbit/s
Verklarende woordenlijst
£
Codec. Er staan codecs voor breedband-
53