Projecteren van het DECT-netwerk
Rol van het toestel
Het aantal mogelijke parallelle oproepen neemt af als in een Gigaset N870 IP PRO-toestel naast
een basisstation gelijktijdig een DECT-Manager of een integrator en DECT-Manager is onderge-
¢
bracht (
pagina 10).
Gebruik van meerdere DECT-Managers
Bij het gebruik van meerdere DECT-Managers dient u rekening te houden met het volgende:
•
Voor roaming en handover over de DECT-Manager-grenzen heen moeten aangrenzende
basisstations gesynchroniseerd zijn. Normaal gesproken vindt synchronisatie alleen binnen
een cluster plaats, d.w.z. roaming en handover over de DECT-Manager-grenzen heen is niet
mogelijk. Synchronisatie over de grenzen van DECT-Manager heen kan worden ingesteld via
de webinterface van de integrator.
•
De roaming-procedure tussen twee DECT-Managers (een handset wisselt van een radiocel
naar een radiocel van een basisstation dat door een andere DECT-Manager wordt beheerd)
verloopt niet geheel zonder overgangen; er kunnen vertragingen van enkele seconden
optreden. Om deze reden moeten DECT-Manager-overgangen zich niet bevinden in berei-
ken van het DECT-netwerk met een groot verkeersvolume.
•
Als roaming tussen basisstations van verschillende DECT-Managers mogelijk moet zijn, dient
u een bepaalde capaciteit in te plannen voor handsets van bezoekers van andere DECT-
Managers. Afhankelijk van het aantal verwachte bezoekers verminderd zich het maximale
aantal handsets (250) dat op een DECT-Manager kan worden aangemeld. Om roaming op elk
gewenst moment mogelijk te maken, dient u maximaal 80% van het maximaal mogelijke
aantal aan te melden. dus ca. 200.
•
Aangrenzende DECT-Managers moeten lid zijn van verschillende RPN-groepen. Dit wordt
ook via de webinterface van de integrator ingesteld.
Technische voorwaarden
De volgende waarden gelden als richtwaarden voor de planning. Dit zijn waarden die door
omgevingsvoorwaarden worden beïnvloed en moeten derhalve door metingen worden gecon-
troleerd.
•
Het zendbereik van een DECT-basisstation voor handsets bedraagt (richtwaarden)
•
tot 50 meter in gebouwen
•
tot 300 meter in de buitenlucht
Deze richtwaarden gelden niet voor de maximaal mogelijke afstand tussen twee basisstati-
ons. Om ervoor te zorgen dat handover van een handset van de radiocel van het ene basis-
station naar de radiocel van het andere mogelijk is, wordt deze afstand bepaald door de
benodigde overlappingsgebieden.
•
Zorg er daarom voor dat de overlappingszones tussen aangrenzende cellen voldoende
groot zijn. Voor een probleemloos handover is een ruimtelijke overlapping van 5 tot 10
meter bij voldoende signaalsterkte ook bij snel lopen voldoende. Aangrenzende basisstati-
ons moeten elkaar met een voldoende signaalsterkte kunnen ontvangen om synchronisatie
en handover te waarborgen (
•
Houd bij de plaatsing van de basisstations voldoende onderlinge afstand aan, aangezien de
basisstations elkaar onderling kunnen storen. Deze minimale afstand is afhankelijk van de
locale omgevingsvoorwaarden. Als er geen obstakels aanwezig zijn, kan de benodigde
afstand zeker 5 tot 10 meter zijn. Bevindt zich een absorberende muur of meubilair tussen de
basisstations, bedraagt de afstand wellicht 1 tot 2 meter.
16
¢
pagina 27).