Regeling, ontdooien
Als de compressor loopt en temperatuur van de ver-
dampersensor (kanaal T7) onder de instelling in kanaal
A9 valt, begint een time counter iedere minuut op te
tellen.
Als de time counter de instelling in kanaal A8 heeft
bereikt, start het ontdooien.
Als de kraagverwarmer geactiveerd wordt in kanaal
A14, is de omgevingstemperatuur lager of gelijk aan
2 °C, loopt de compressor en start de kraagverwarmer
bij iedere derde keer ontdooien. De kraagverwarmer
voorkomt de vorming van ijs op de ventilatorkraag.
Als het "ventilator ontdooien" geactiveerd is in kanaal
A15, begint het de ventilator afhankelijk van de ver-
dampertemperatuur en het al of niet ingeschakeld
zijn van de kraagverwarmer, te ontdooien. Het venti-
lator ontdooien voorkomt de vorming van ijs op de
ventilatorbladen en het ventilatorrooster.
Als de verdamper te koud is, start er een "beveiligde
ontdooiing" op. Deze ontdooiing kan ten opzichte
van een reguliere ontdooiing eerder worden opge-
start. Als er 10 beveiligde ontdooiingen op rij voorko-
men, wordt een permanent alarm 19 (kanaal S1) ge-
activeerd.
Het ontdooien gaat als volgt in zijn werk:
1. De vierwegklep schakelt over op ontdooien
2. De ventilator stopt en de compressor blijft lopen.
3. Als het ontdooien voltooid is, schakelt de vierwegklep
terug naar de verwarmingsstand waarna de ventilator
na 30 seconden weer begint.
4. De omgevingstemperatuursensor is vergrendeld en
het alarm voor hoge temperatuur wordt gedurende
twee minuten na ontdooien geblokkeerd.
Er zijn vijf mogelijke redenen waarom het ontdooi-
en stopt:
1. De temperatuur van de verdampersensor heeft de in
kanaal A10 ingestelde temperatuur bereikt (normale
stop).
2. Het ontdooien duurt langer dan ingesteld in kanaal
A11. Kan het gevolg zijn van onvoldoende energie
in de warmtebron en/of omdat de sensor op de ver-
damper slecht geplaatst is en een te lage temperatuur
afgeeft (in het geval van koude buitenlucht).
3. De temperatuur op de retoursensor zakt tot onder
10 °C.
4. De hogedrukschakelaar schakelt in tijdens ontdooien.
Dit wordt aangegeven als alarm 10 in kanaal S1 en
de compressor wordt gestopt. Na twee minuten start
de compressor weer (als de druk omlaag is gegaan).
Als dit niet het geval is, wordt er een constant hoge-
drukalarm afgegeven (alarm 06).
28
Hoofdstuk 7 |
Bediening - Inleiding
5. De temperatuur op de aanvoertemperatuursensor
zakt tot onder 4 °C.
NIBE™ F2300