452160.66.67 · 11/2015 · Rei
Montage- en bedieningshandleiding
WWP L 12 IDK
8 Inbedrijfstelling
8
Inbedrijfstelling
8.1
Algemeen
Voor een inbedrijfstelling volgens de voorschriften dient deze door een door de fabriek
bevoegde klantendienst(Weishaupt-technicus) uitgevoerd te worden. Onder bepaalde
voorwaarden is daarmee een extra garantie verbonden.
8.2
Voorbereiding
Voorafgaand aan de inbedrijfstelling dienen de volgende punten gecontroleerd te wor-
den:
Alle aansluitingen van de warmtepomp dienen gemonteerd te zijn (zie hoofdstuk 6).
In de verwarmingskring moeten alle afsluiters, die de correcte stroming van het ver-
warmingswater zouden kunnen belemmeren, geopend zijn.
De luchtaanzuig-/uitblaasweg moeten vrij worden gehouden.
De draairichting van de ventilator moet overeenstemmen met de pijlrichting.
De warmtepompmanager moet volgens de bijbehorende gebruiksaanwijzing op de
verwarmingsinstallatie zijn afgestemd.
Het condenswaterafvoer moet ongehinderd kunnen aflopen.
De afvoer van het verwarmingswateroverdrukventiel moet zijn gewaarborgd.
Ontluchting van de verwarmingsinstallatie:
Er moet voor gezorgd worden dat alle verwarmingskringen open zijn en de warmte-
pompmanager onder spanning staat. De verwarmingscirculatiepompen moeten op
de hoogste stand ingesteld zijn. Het systeem moet aan het hoogste punt ontlucht
worden en evt. met water bijgevuld worden (statische minimumdruk in acht nemen).
21