452160.66.67 · 11/2015 · Rei
Montage- en bedieningshandleiding
WWP L 12 IDK
7 Montage
0
7.3
Aansluiting verwarmingskant
Voordat de warmtepomp aan de kant van het verwarmingswater aangesloten wordt,
moet de verwarmingsinstallatie doorspoeld worden om mogelijk vuil, resten van isola-
tiemateriaal etc. te verwijderen. Wanneer de condensor door resten en vervuiling ver-
stopt raakt, kan dit tot uitval van de warmtepomp leiden.
OPGELET
ACHTUNG
De meegeleverde vuilzeef moet in de verwarmingsterugloop vóór de warmtepomp
worden ingebouwd.
Met het eveneens meegeleverde inlegdeel met wartelmoer kan de vuilzeef vlak afdich-
tend direct aan de verwarmingsterugloop van de warmtepomp gemonteerd worden.
Na installatie van de verwarmingskant dient de verwarmingsinstallatie te worden ge-
vuld, te worden ontlucht en onderdrukt te worden.
Bij het vullen van de installatie moet op het volgende worden gelet:
onbehandeld vul- en navulwater moet drinkwaterkwaliteit hebben
(kleurloos, helder, zonder afzettingen)
het vul- en navulwater moet zijn voorgefilterd (poriënwijdte max. 5 µm).
Kalksteenvorming in warmwaterverwarmingsinstallaties kan niet volledig worden voor-
komen, maar is bij installaties met vertrektemperaturen onder 60 °C verwaarloosbaar
gering.
Bij verwarmingssystemen voor gemiddelde en voor hoge temperatuur kunnen ook tem-
peraturen boven 60 °C worden bereikt.
Daarom moeten voor het vul- en navulwater volgens VDI 2035 blad 1 de volgende
richtwaarden aangehouden worden:
Totaal aardalkaliën
Totaal verwarmings-
in mol/m³ resp.
vermogen in [kW]
tot 200
200 tot 600
> 600
Het geïntegreerde expansievat heeft een volume van 24 liter.
Totale
hardheid in °dH
mmol/l
≤
≤
2,0
11,2
≤
≤
1,5
8,4
< 0,02
< 0,11
15