Gebruiksaanwijzing
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de
linker- en rechterzijde van de machine.
De beluchtingsdiepte
aanpassen
VOORZICHTIG
Pas de beluchtingsdiepte alleen aan wanneer
de tractor geparkeerd is met de parkeerrem
ingeschakeld, de motor uit en de aftakas
uitgeschakeld.
1. Leg de gewenste tand op de dieptesticker en lijn de punt
van de tand uit met de gewenste beluchtingsdiepte; zie
Figuur
23.
Figuur 23
2. Bepaal de letterinstelling die overeenkomt met de
montagezijde van de tand
diepteregelaar af volgens de overeenkomstige letter op
de sticker.
3. Breng een ratelsleutel van 9/16" aan op de ingaande as
van de diepteregelaar
(Figuur
23). Stel de
(Figuur
24).
1. Ingaande as
diepteregelaar
2. Borgplaatje
4. Druk op de dop of gebruik uw hand om deze op het
borgplaatje te duwen.
5. Draai de diepteregelaar rechtsom om minder diep te
beluchten, of linksom om dieper te beluchten.
24).
6. Draai de ingaande as van de diepteregelaar tot u de
gewenste diepte bereikt zoals aangegeven op de sticker
van de diepteregelaar
Opmerking: 17 omwentelingen van de ingaande
as van de diepteregelaar komt overeen met een
diepteverschil van ongeveer 6,4 mm.
Leren werken met de
bedieningsorganen van
de tractor
U moet vertrouwd raken met het gebruik van de onderstaande
bedieningsorganen van de tractor voordat u de beluchter kunt
bedienen:
•
Aftakas inschakelen
•
3-punts trekhaak (omhoog/omlaag)
decal106-8856
•
Koppeling
•
Gashendel
•
Schakelhendel
•
Parkeerrem
Opmerking: Raadpleeg de gebruikershandleiding voor
instructies over de bediening.
20
Figuur 24
3. Indicatiesticker diepte
4. Dieptemarkering
(Figuur
24).
g007304
(Figuur