benzine. Brandstof is bijzonder brandbaar en de
damp ervan is explosief.
•
Rook nooit in de buurt van de machine.
•
Gebruik uitsluitend een goedgekeurd vat of blik,
dat niet van metaal is vervaardigd.
•
Als gevolg van statische ontlading kunnen
brandstofdampen in een ongeaard brandstofvat
tot ontbranding komen. Vul vaten nooit in een
machine of vrachtwagen of op een oplegger met
plastic afdekking. Voordat u het brandstofvat vult,
moet u dit uit de laadbak van de machine halen
en op enige afstand van de machine op de grond
plaatsen.
•
Zorg ervoor dat de vulpijp tijdens het vullen
voortdurend in contact is met het brandstofvat.
Haal eventuele machines eerst uit de laadbak van
het voertuig voordat u brandstof bijvult. Vergrendel
het vulpistool niet in de open stand.
•
Verwijder nooit de dop van de brandstoftank en vul
nooit brandstof bij terwijl de motor loopt.
•
Laat de motor afkoelen voordat u brandstof bijvult.
•
U mag de brandstoftank nooit binnenshuis
bijvullen.
•
Bewaar de machine of brandstofhouder nooit bij
een open vlam, vonk of waakvlam bij bijv. een
geiser of andere apparaten.
•
Laad de machine uit de vrachtwagen of van de
aanhanger en vul de tank pas als de machine op
de grond staat. Als dit niet mogelijk is, is het beter
dergelijke machines bij te vullen uit een draagbaar
vat dan met behulp van een vulpistool.
•
Kleed u onmiddellijk om als er brandstof wordt
gemorst op uw kleding.
•
Doe de brandstoftank nooit te vol. Plaats de
brandstoftankdop terug en draai deze goed aan.
Bediening
•
De bestuurder en de passagier moeten op de stoel
blijven zitten als de machine in beweging is. De
bestuurder moet indien mogelijk het stuurwiel met
beide handen vasthouden en de passagier moet
de aangebrachte handgrepen gebruiken. Houd uw
armen en benen te allen tijde binnen de machine.
•
Rij langzamer en maak geen scherpe bochten als
u een passagier meevoert. Denk eraan dat uw
passagier niet altijd weet wanneer u gaat remmen
of een bocht gaat maken, en wellicht daarop niet
is voorbereid. Vervoer nooit passagiers in de bak
of op de werktuigen.
•
Let erop dat u de machine niet te zwaar laadt.
Op het naamplaatje (dat zich onder het midden
van het dashboard bevindt) staat de toelaatbare
belading voor de machine. U mag de werktuigen
nooit te zwaar beladen of het maximaal toelaatbare
totaalgewicht van de machine overschrijden.
•
Als de machine niet veilig wordt gebruikt, kan
dit leiden tot een ongeluk, omkantelen van
de machine en ernstig lichamelijk of dodelijk
letsel. Rij voorzichtig. Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen te voorkomen dat de
machine kantelt of dat de bestuurder de controle
over de machine verliest:
– Ga zeer voorzichtig te werk, verminder uw
snelheid en blijf op een veilige afstand van
zandkuilen, greppels, sloten, hellingen en
onbekend terrein of terrein waarvan de
bodemomstandigheden of het reliëf abrupte
veranderingen vertonen.
– Let op kuilen of andere verborgen gevaren.
– Gebruik de machine niet op hellingen die
steiler zijn dan 18° of 32,5%. Ga voorzichtig
te werk als u op een helling werkt. In normale
omstandigheden moet u een helling in een
rechte lijn op- en afrijden. Verminder de
snelheid als u een scherpe bocht maakt of
draait op een helling. Draai indien mogelijk
nooit op een helling.
– Wees extra voorzichtig als u de machine
gebruikt op een nat oppervlak, bij hogere
snelheden of als het zwaar belast is. Stoppen
kost meer tijd als het voertuig zwaar belast is.
– Vermijd plotseling stoppen en starten. Zet
het voertuig niet van de achteruitstand in de
vooruitstand of van de vooruitstand in de
achteruitstand voordat het voertuig volledig tot
stilstand is gekomen.
– Maak geen scherpe bochten en vermijd
abrupte manoeuvres en andere riskante
handelingen tijdens het rijden die ertoe kunnen
leiden dat u de controle over de machine
verliest.
– Als u de lading stort, mag u niemand achter de
machine laten staan en moet u voorkomen dat
iemand de lading op zijn voeten krijgt. Als u
de grendels van de achterlaadklep losmaakt,
moet u naast de laadbak staan, niet erachter.
– Houd alle omstanders op een afstand. Voordat
u achteruitrijdt, moet u achterom kijken om er
zeker van te zijn dat er zich niemand achter de
machine bevindt. Rij langzaam achteruit.
– Let op het verkeer als u in de buurt van
een weg werkt of deze oversteekt. Verleen
altijd voorrang aan voetgangers en andere
machines. Geef altijd aan dat u afslaat, of
stop bijtijds zodat anderen weten wat u gaat
doen. Houd u aan alle verkeersregels en
verkeersvoorschriften.
5