Modus 2
(Werking in de klimaatmodus met een vermindering die wordt gere-
geld door thermostaat omgeving/verzoek warmte, setpoint dat varieert
in functie van de buitentemperatuur)
In dit geval werkt de thermische module met een setpoint dat wordt
bepaald door de klimaatcurve (instelbaar op een volledig analoge ma-
nier zoals beschreven in de modus 1) in functie van de buitentempe-
ratuur. Het verzoek om warmte wordt onafhankelijk van de eventuele
sluiting van het contact van de thermostaat omgeving / verzoek warm-
te geactiveerd en wordt pas geannuleerd wanneer de buitentempera-
tuur hoger is dan de door parameter 25 bepaalde waarde.
In deze modus bepaalt de parameter 28 met hoeveel graden het set-
point wordt verlaagd (vermindering) wanneer het contact van de ther-
mostaat omgeving / verzoek warmte opent.
Par.
Beschrijving
Nr.
Bepaalt de offsetwaarde van het setpoint dat berekend is in
109
de klimaatmodus (Par. 1 = 1).
Bepaalt het maximumsetpoint bij de minimale buitentem-
19
peratuur bij de klimaatregeling
Bepaalt de minimale buitentemperatuur waaraan het maxi-
20
male setpoint in de klimaatregeling kan worden gekoppeld
Bepaalt het minimumsetpoint bij de maximale buitentem-
21
peratuur bij de klimaatregeling
Bepaalt de maximale buitentemperatuur waaraan het mini-
22
male setpoint in de klimaatregeling kan worden gekoppeld
Beperkt de minimumwaarde die aan het setpoint kan
23
worden toegewezen in de verwarmingsmodus (dit geldt niet
voor de verwarmingsmodus 4).
Beperkt de maximumwaarde die aan het setpoint kan
24
worden toegewezen in de verwarmingsmodus (dit geldt niet
voor de modus 4).
25
Bepaalt de uitsluitingstemperatuur van de klimaatregeling
Gebruikt voor de verwarmingsmodus Par. 1= 2 of 3. Bepaalt
met hoeveel graden het toevoersetpoint wordt verlaagd bij
28
het openen van het TA-contact (thermostaat omgeving/ver-
zoek warmte).
Toevoertemp.
(°C)
Par. 24
Par. 19
Par. 21
Par. 28
Par. 23
Par. 20
Modus 3
(Continue werking met een vast setpoint met een vermindering die ge-
regeld wordt door thermostaat omgeving/verzoek warmte)
In deze modus wordt het vaste setpoint op dezelfde manier geregeld
zoals in modus 0. Het verschil is dat het verzoek altijd actief is en het
setpoint wordt verlaagd (vermindering) met de door de parameter 28
bepaalde waarde bij de opening van het contact van de thermostaat
omgeving/verzoek warmte.
Max. temp.
setp. (°C)
Par. 109
Par. 109
Min. temp.
setp. (°C)
Par. 22
Par. 25
Buitentemp. (°C)
Par.
Beschrijving
Nr.
Bepaalt de gewenste toevoertemperatuur bij de verwar-
3
mingsmodus. Actief voor de verwarmingsmodus Par. 1 = 0 of
3
Beperkt de minimumwaarde die aan het setpoint kan
23
worden toegewezen in de verwarmingsmodus (dit geldt niet
voor de verwarmingsmodus 4).
Beperkt de maximumwaarde die aan het setpoint kan
24
worden toegewezen in de verwarmingsmodus (dit geldt niet
voor de modus 4).
Gebruikt voor de verwarmingsmodus Par. 1= 2 of 3. Bepaalt
met hoeveel graden het toevoersetpoint wordt verlaagd bij
28
het openen van het TA-contact (thermostaat omgeving/ver-
zoek warmte).
Toevoertemp.
(°C)
Par. 24
Par. 03
Par. 28
Par. 23
9
De externe sonde (accessoire) is niet vereist en als ze is aangeslo-
ten, beïnvloedt de waarde van de buitentemperatuur het inge-
stelde setpoint niet.
Modus 4
(Regeling van het setpoint op basis van een analoge ingang 0-10V)
De parameters die deze modus regelen zijn de volgende:
Par.
Beschrijving
Nr.
Bepaalt de minimumwaarde van de toevoertemperatuur in
110
de verwarmingsmodus (Par. 1) = 4.
Bepaalt de maximumwaarde van de toevoertemperatuur in
111
de verwarmingsmodus (Par. 1) = 4.
De regeling van het werkingssetpoint gebeurt op basis van de volgende
curve:
Temperatuur
(°C)
Par. 111
Par. 110
0
1.0
OFF
ON/OFF
hysterese
51
INBEDRIJFSTELLING EN ONDERHOUD
Max. temp. setp. (°C)
Setpoint @TA=ON
Setpoint vermindering
@TA=OFF
Min. temp. setp. (°C)
Buitentemp. (°C)
1.5
2.0
10
ON
Net- (V)