10.
Zet de rijhendels in de achteruitstand en oefen
lichte druk uit op de hendel zodat de veren de
hendels terugduwen in de neutraalstand.
Opmerking:
De wielen moeten ophouden
met draaien of langzaam kruipen in de
achteruitstand.
11.
Schakel de eenheid uit, verwijder de startkabel
van de kabelboom en sluit de connector aan op
de stoelschakelaar.
12.
Haal de assteunen weg.
13.
Breng het maaidek omhoog en plaats de
maaihoogtepen.
14.
Controleer of de machine niet kruipt in de
neutraalstand als de parkeerremmen zijn vrij
gezet.
De rijhendeldemper
afstellen
De bovenste montagebout van de demper kan worden
afgesteld om een betere weerstand van de rijhendels
te verkrijgen. Zie
Figuur 90
Figuur 90
Rechter rijhendel afgebeeld
1. Draai de borgmoer vast met een torsie van 23 N·m. De
bout moet uit het einde van de borgmoer steken na het
vastdraaien.
2. Meeste weerstand (stevigste gevoel)
3. Demper
4. Gemiddelde weerstand (gemiddeld gevoel)
5. Minste weerstand (zachtste gevoel)
voor montage-opties.
g008620
Het scharnierpunt van
de neutraalstand van de
rijhendel afstellen
De flensmoer kan worden afgesteld om een betere
weerstand van de rijhendel te verkrijgen als u de
hendel in de
NEUTRALE VERGRENDELSTAND
Figuur 91
voor afstelopties.
1.
Draai de contramoer los.
2.
Draai de flensmoer naar wens vaster of losser.
Opmerking:
meer weerstand.
Opmerking:
minder weerstand.
3.
Draai de contramoer vast.
1. Flensmoer
62
zet. Zie
Draai de flensmoer vast voor
Draai de flensmoer los voor
Figuur 91
2. Contramoer
g008621