1. Antiscalpeerrol
2. Afstandsstuk
3. Lagerbus
De sluitnokken van de
afvoerplaat instellen
Deze procedure is alleen van toepassing op machines
met afvoerplaatvergrendeling. Bepaalde modellen
zijn voorzien van bouten en moeren in plaats van
deze vergrendelnokken en kunnen op dezelfde wijze
worden aangepast.
U kunt de afvoer van de maaimachine aanpassen aan
verschillende maaiomstandigheden. Zorg ervoor dat
u de sluitnokken en de plaat zodanig plaatst dat u het
beste maairesultaat verkrijgt.
1.
Schakel de messchakelaar (aftakas) uit, zet de
rijhendels in de
VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND
en stel de parkeerrem in werking.
2.
Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje
en wacht totdat alle bewegende onderdelen
tot stilstand zijn gekomen voordat u de
bestuurderspositie verlaat.
3.
Om de sluitnokken te verstellen, draait u de
hendel omhoog om ze los te maken
4.
Plaats de plaat en de sluitnokken op zodanige
wijze in de sleuven dat de machine de gewenste
afvoer heeft.
5.
Draai de hendel terug om de plaat en de
sluitnokken vast te zetten
6.
Als de sluitnokken de plaat niet goed
vergrendelen of te strak zijn, draait u de hendel
los en draait u de sluitnok.
Opmerking:
Stel de sluitnok af tot u de
gewenste sluitdruk hebt verkregen.
Figuur 32
4. Flensmoer
5. Bout
(Figuur
(Figuur
33).
g000944
Stand van afvoerplaat
instellen
De volgende figuren zijn uitsluitend bedoeld als
aanbeveling voor gebruik. De instelling is afhankelijk
van de grassoort, het vochtgehalte en de hoogte van
het gras.
Opmerking:
rijsnelheid van de maaimachine hetzelfde blijft, opent
u de plaat.
Stand A
Dit is de volledig achterwaartse stand. Deze stand
wordt aanbevolen in de volgende gevallen:
•
Maaiomstandigheden met kort, licht gras
•
Droge omstandigheden
•
Kleiner maaisel
•
Werpt maaisel verder weg van de maaimachine
33).
Stand B
Zet de plaat in deze stand als u het maaisel opvangt.
Altijd uitlijnen met de opening van de blazer.
30
Figuur 33
Als het motorvermogen afneemt en de
Figuur 34
g027727
g005832