Het veiligheidssysteem
gebruiken
WAARSCHUWING
Niet-aangesloten of beschadigde
interlockschakelaars kunnen onverwachte
gevolgen hebben op de werking van
de machine. Dit kan lichamelijk letsel
veroorzaken.
• Laat de interlockschakelaars ongemoeid.
• Controleer elke dag de werking van
de interlockschakelaars en vervang
beschadigde schakelaars voordat u de
machine weer in gebruik neemt.
Werking van het veiligheidssys-
teem
Het veiligheidssysteem is bedoeld om starten van de
motor alleen mogelijk te maken wanneer:
•
de parkeerrem in werking is gesteld;
•
de messchakelaar (aftakas) is uitgeschakeld;
•
de rijhendels in de vergrendelde N
staan;
Het veiligheidssysteem zorgt er ook voor dat de
motor wordt uitgezet wanneer de tractiehendels uit de
vergrendelde stand worden gezet als de parkeerrem
in werking is gesteld of als u de bestuurdersstoel
verlaat terwijl de aftakas is ingeschakeld.
De urenteller is voorzien van symbolen om
de gebruikers op de hoogte te stellen als het
veiligheidssysteem in de juiste stand staat. Als het
veiligheidssysteem zich in de juiste stand bevindt,
wordt er een driehoekje verlicht in het betreffende
hokje.
Figuur 11
1. De driehoekjes worden verlicht als het veiligheidssysteem
zich in de juiste stand bevindt
Het veiligheidssysteem testen
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
Controleer de werking van het veiligheidssysteem
telkens voordat u de machine in gebruik neemt. Als
het veiligheidssysteem niet werkt zoals hieronder
wordt beschreven, moet u het direct laten repareren
door een erkende servicedealer.
1.
2.
3.
EUTRAALSTAND
4.
5.
Bestuurdersstoel
ontgrendelen
Druk de stoelvergrendeling naar voren om de stoel te
ontgrendelen
g009181
19
Neem plaats op de stoel, stel de parkeerrem in
werking en schakel de messchakelaar (aftakas)
. Probeer de motor te starten; de motor mag
IN
nu niet gaan draaien.
Neem plaats op de stoel, stel de parkeerrem in
werking en schakel de messchakelaar (aftakas)
. Beweeg een van beide rijhendels (uit de
UIT
VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND
motor te starten; de motor mag nu niet gaan
draaien. Herhaal voor de andere rijhendel.
Neem plaats op de stoel, stel de parkeerrem
in werking, schakel de messchakelaar
en zet de rijhendels in de
. Start nu de motor. Laat de
NEUTRAALSTAND
motor lopen en zet de parkeerrem vrij, schakel
de messchakelaar (aftakas) in en kom iets
overeind uit de bestuurdersstoel. De motor moet
afslaan.
Neem plaats op de stoel, stel de parkeerrem
in werking, schakel de messchakelaar
en zet de rijhendels in de
. Start nu de motor. Als de motor
NEUTRAALSTAND
loopt, centreert u een van beide rijhendels en
beweegt u deze (vooruit of achteruit). De motor
moet nu stoppen. Herhaal deze procedure bij de
andere rijhendel.
Neem plaats op de stoel, schakel de parkeerrem
uit, schakel de messchakelaar (aftakas)
en zet de rijhendels in de
. Probeer de motor te starten; de
NEUTRAALSTAND
motor mag nu niet gaan draaien.
(Figuur
12).
). Probeer de
UIT
VERGRENDELDE
UIT
VERGRENDELDE
UIT
VERGRENDELDE