Lane Assist
in wilt gaan rijden door uw zijspiegels te
gebruiken en over uw schouder te kijken.
Verschillende factoren kunnen de werking
van de Rijstrookassistent beïnvloeden,
waardoor er geen of onnodige
waarschuwingen worden afgegeven (zie
Beperkingen en onvolkomenheden
pagina 98).
Beperkingen en onvolkomenheden
Rijstrookassistent kan niet altijd duidelijk de
wegmarkeringen detecteren en in de volgende
situaties ervaart u mogelijk onnodige of
ongeldige waarschuwingen:
•
Zicht is slecht en wegmarkeringen zijn niet
goed te zien (bijvoorbeeld bij zware
regenval, sneeuw, mist enz.) De exacte
detectiezone van de ultrasone sensoren
kan variëren afhankelijk van
omgevingsomstandigheden.
•
Fel licht (zoals van koplampen van
tegenliggers of direct zonlicht) hindert het
camerazicht.
•
Het camerazicht wordt geblokkeerd door
een voertuig vóór de Model 3.
•
De voorruit belemmert het zicht van de
camera('s) (beslagen, vervuild, afgedekt
door een sticker enz.).
•
De wegmarkeringen zijn sterk afgesleten,
zijn samen met oudere markeringen
zichtbaar, zijn omgelegd voor
wegwerkzaamheden of veranderen snel
(uitvoegstroken, oversteekplaatsen of
invoegstroken).
•
De weg is smal of heeft veel bochten.
•
Objecten en landschapselementen langs
de weg werpen een diepe schaduw op
wegmarkeringen.
De Rijstrookassistent geeft mogelijk geen of
onnodige waarschuwingen in de volgende
situaties:
•
Een of meer ultrasone sensoren zijn
beschadigd, vuil of bedekt (bijvoorbeeld
met modder, ijs of sneeuw).
•
Weersomstandigheden (zware regen,
sneeuw, mist of extreem hoge of lage
temperaturen) de goede werking van de
sensoren belemmeren.
•
De sensoren worden gestoord door
andere elektrische apparaten die ultrasone
geluidsgolven produceren.
98
•
Een voorwerp dat op de Model 3
gemonteerd is, waardoor een sensor
wordt afgedekt of het signaal ervan wordt
gestoord (zoals een fietsenrek of een
bumpersticker).
Daarnaast is het mogelijk dat de
op
Rijstrookassistent de Model 3 niet wegstuurt
van een aangrenzend voertuig of ongewenste
of verkeerde sturing biedt in de volgende
situaties:
•
U rijdt met de Model 3 in scherpe bochten
of met een relatief hoge snelheid door een
bocht.
•
Fel licht (zoals van koplampen van
tegenliggers of direct zonlicht) hindert het
camerazicht.
•
U verlaat onbedoeld uw rijstrook maar er
is geen object (zoals een voertuig)
aanwezig.
•
Een ander voertuig snijdt u of komt
onbedoeld op uw rijstrook.
•
Model 3 rijdt langzamer dan 30 mph
(48 km/h) of sneller dan 90 mph
(145 km/h).
•
Een of meer ultrasone sensoren zijn
beschadigd, vuil of bedekt (bijvoorbeeld
met modder, ijs of sneeuw).
•
Weersomstandigheden (zware regen,
sneeuw, mist of extreem hoge of lage
temperaturen) de goede werking van de
sensoren belemmeren.
•
De sensoren worden gestoord door
andere elektrische apparaten die ultrasone
geluidsgolven produceren.
•
Er is iets op de Model 3 gemonteerd
waardoor de sensor wordt afgedekt
(bijvoorbeeld een fietsendrager of een
bumpersticker).
•
Zicht is slecht en wegmarkeringen zijn niet
goed te zien (bijvoorbeeld bij zware
regenval, sneeuw, mist enz.)
•
De wegmarkeringen zijn sterk afgesleten,
zijn samen met oudere markeringen
zichtbaar, zijn omgelegd voor
wegwerkzaamheden of veranderen snel
(uitvoegstroken, oversteekplaatsen of
invoegstroken).
Attentie: De bovenstaande lijsten met
situaties die de waarschuwingen van de
Rijstrookassistent kunnen verstoren, zijn
niet volledig. Het kan zijn dat de
Rijstrookassistent niet werkt zoals
bedoeld als gevolg van vele andere
redenen. Blijf alert en let altijd op de weg
tijdens het rijden in de Model 3, zodat u
zo snel mogelijk kunt inschatten of u
Model 3 Owner's Manual