Als het geluid is ingeschakeld (zie
feedback regelen
waarschuwingssignaal tijdens het
manoeuvreren. U kunt dit geluid tijdelijk
uitschakelen door op de scrolltoets links op
het stuur te drukken, of door op de dempknop
te tikken in de linkerbenedenhoek van het
parkeerhulpbeeld.
Opmerking: Als een sensor geen signaal
doorgeeft, verschijnt er een waarschuwing op
het touchscreen.
Let op!: Zorg ervoor dat sensoren schoon
zijn en vrij van sneeuw, modder en vuil.
Richt een hogedrukspuit niet rechtstreeks
op de sensoren en reinig ze niet met een
scherp of schurend voorwerp, dat
veroorzaakt krassen en kan het oppervlak
beschadigen.
Let op!: Plak geen stickers op de
parkeersensoren en monteer ook geen
accessoires voor de sensoren.
Hoorbare feedback regelen
U kunt de parkeerhulp met en zonder
geluidssignaal gebruiken. Om het geluid in of
uit te schakelen, tikt u op Controls > Safety &
Security > Park Assist Chimes.
U kunt het geluid tijdelijk uitschakelen door op
de scrolltoets links op het stuur te drukken, of
door op de dempknop te tikken in de hoek
van het parkeerhulpbeeld. Het geluid blijft
uitgeschakeld tot u de selectiehendel in een
andere stand zet of tot u harder rijdt dan
5 mph (8 km/h).
Beperkingen en valse
waarschuwingen
In de volgende omstandigheden functioneert
de parkeerhulp mogelijk niet naar behoren:
•
Een of meer parkeersensoren zijn
beschadigd, vuil of bedekt (met sneeuw,
bladeren, ijs).
•
Het object is te laag, ongeveer 8 inches
(20 cm) (bijvoorbeeld een trottoirband of
een lage drempel).
Let op!: Kortere gedetecteerde
objecten (zoals stoepranden of lage
drempels) kunnen naar de dode hoek
van de sensoren bewegen. Model 3
kan u niet waarschuwen voor een
object dat zich in de dode hoek van
de sensoren bevindt.
Rijden
Hoorbare
op pagina 71), hoort u een
Parkeerhulp
•
Weersomstandigheden (zware regen,
sneeuw, mist) die de goede werking van
de sensoren belemmeren.
•
Het object is te dun (bijvoorbeeld een dun
paaltje).
•
Het obstakel is buiten het bereik van de
sensor.
•
Het object absorbeert geluid of is zacht
(bijvoorbeeld poedersneeuw).
•
Het object is afgeschuind (bijvoorbeeld
een oprit).
•
Model 3 is geparkeerd of er is met de auto
gereden bij extreem lage of hoge
temperaturen.
•
De sensoren worden gestoord door
andere elektrische apparaten die ultrasone
geluidsgolven produceren.
•
U rijdt in een omgeving waar de ultrasone
geluidsgolven van de sensor weg worden
gekaatst van de auto (bijvoorbeeld door
een muur of pilaar).
•
Het object bevindt zich te dicht bij de
bumper.
•
De bumper is beschadigd of hangt scheef.
•
Er iets op de bumper van de Model 3 is
gemonteerd waardoor de sensor wordt
afgedekt (bijvoorbeeld een fietsendrager
of bumpersticker).
•
Model 3 vrij in de tegengestelde richting
van de gekozen versnelling rolt
(bijvoorbeeld als de Model 3 achteruit van
een helling rolt terwijl Drive (D) is
gekozen).
Andere parkeerhulpmiddelen
In aanvulling op de parkeerhulp is er ook het
beeld van de achteruitrijcamera dat bij het
inschakelen van de achteruitversnelling
automatisch op het scherm van de Model 3
verschijnt (zie
Achteruitrijcamera
75).
op pagina
71