Standpijpen
VEGAFLEX 86 • Modbus- en Levelmaster-protocol
Opmerking:
In producten, die neigen tot sterke afzettingen, is de meting in een
standpijp niet zinvol. Bij lichte afzettingen moet u een bypass met
grotere diameter kiezen.
Instructies meting:
•
Het 100%-punt mag bij bypasses onder de bovenste verbinding
met de tank liggen.
•
Het 0%-punt mag bij bypasses boven de onderste verbinding met
de tank liggen.
•
Een stoorsignaalonderdrukking bij ingebouwde sensor verdient
over het algemeen aanbeveling, om de grootst mogelijke nauw-
keurigheid te bereiken.
Standpijpen of dippijpen zijn in de regel metalen buizen met een
diameter van 30...200 mm. Tot een diameter van 80 mm komt een
dergelijke buis meettechnisch overeen met een coaxmeetsonde.
Daarbij is het niet van belang, of de standpijp voor een betere men-
ging gesleufd of geperforeerd is.
De meetsonden kunnen in standpijpen tot DN 200 worden gemon-
teerd.
Kies in standpijpen de sondelengte zodanig dat de bovenste blokaf-
stand van de meetsonde boven de bovenste beluchtingsopening ligt.
Daardoor kunt u de gehele variatie van het medium in de standpijp
meten. Houd bij het ontwerpen van de standpijp rekening met de
bovenste blokafstand van de meetsonde en kies de lengte boven de
bovenste zijvulopening daarbij passend.
Microgolven kunnen vele kunststoffen doordringen. Daarom zijn pij-
pen van kunststof meettechnisch problematisch. Wanneer om reden
van bestendigheid geen bezwaar bestaat, wordt een standpijp van
onbehandeld metaal aanbevolen.
Wanneer de VEGAFLEX 86 in standpijpen wordt ingezet, moet aanra-
king met de buiswand worden voorkomen. Wij adviseren daarom een
kabelmeetsonde met centreergewicht.
Opgelet:
Let er bij de montage op, dat de kabel doorgaand recht is. Een knik in
de kabel kan meetfouten veroorzaken en aanrakingen met de pijp tot
gevolg hebben.
Bij staafmeetsonden is in de regel geen centreerster nodig. Indien het
gevaar bestaat, dat binnenstromend product de staafsonde tegen de
wand drukt, moet een centreerster aan het uiteinde van de meetson-
de worden gemonteerd, om aanraking met de buiswand te verhinde-
ren. Bij kabelmeetsonden kan de kabel ook worden gespannen.
Let erop dat bij het gebruik van centreersterren de onderste blokaf-
stand onder de centreerster groter wordt.
Op centreersterren kunnen onder bepaalde omstandigheden
afzettingen worden gevormd. Grote afzettingen kunnen de meting
beïnvloeden.
4 Monteren
19