Kabelafscherming en
aarding
Aansluittechniek
MINITRAC 31 • Vierdraads 4 ... 20 mA/HART
U moet deze pluggen verwijderen voordat de elektrische aansluitin-
gen worden gemaakt.
NPT-schroefdraad
Bij instrumentbehuizingen met zelfafdichtende NPT-schroefdraad
kunnen de kabelwartels niet af fabriek worden ingeschroefd. De vrije
openingen van de kabeldoorvoeren zijn daarom met rode stofbe-
schermdoppen afgesloten als transportbeveiliging.
U moet deze beschermkappen voor de inbedrijfstelling vervangen
door toegelaten kabelwartels of afsluiten met geschikte blindpluggen.
Niet gebruikte kabelwartels bieden geen voldoende bescherming
tegen vocht en moeten door blindpluggen worden vervangen.
De passende kabelwartels en blindpluggen worden met het instru-
ment meegeleverd.
Wanneer afgeschermde kabel noodzakelijk is, legt u de kabelafscher-
ming aan beide zijden op het aardpotentiaal. In de sensor moet de
afscherming direct op de interne aardklem worden aangesloten. De
externe aardklem op de behuizing moet laagohmig met de potentiaal-
vereffening zijn verbonden.
Indien potentiaalvereffeningsstromen kunnen worden verwacht, moet
de verbinding aan de signaalzijde via een keramische condensator
(bijv. 1 nF, 1500 V) worden gerealiseerd. De laagfrequente potenti-
aalvereffeningsstromen worden nu onderdrukt, de beschermende
werking tegen hoogfrequentie stoorsignalen blijft echter behouden.
Waarschuwing:
Binnen galvanische installaties en bij tanks met kathodische bescher-
ming bestaan aanmerkelijke potentiaalverschillen. Hier kunnen bij
afschermingsaarding aan beide zijden aanmerkelijke compensatie-
stromen via de kabelafscherming optreden.
Om dat te voorkomen, mag bij deze toepassingen de kabelafscher-
ming slechts aan één zijde in de schakelkast op het aardpotentiaal
worden aangesloten. De kabelafscherming mag niet op de interne
aardklem in de sensor worden aangesloten en de externe aardklem
op de behuizing mag niet met de potentiaalvereffening worden
verbonden.
Informatie:
De metalen onderdelen van het instrument zijn geleidend met de
interne en externe aardklem op de behuizing verbonden. Deze verbin-
ding bestaat direct metaal op metaal of bij instrumenten met externe
elektronica via de afscherming van de speciale verbindingskabel.
Specificaties van de potentiaalverbindingen binnen het instrument
vindt u in het hoofdstuk " Technische gegevens".
De aansluiting van de voedingsspanning en de signaaluitgang wordt
via veerkrachtklemmen in de behuizing uitgevoerd.
De verbinding met de display- en bedieningsmodule resp. de interfa-
ce-adapter wordt via contactpennen in de behuizing uitgevoerd.
5 Op de voedingsspanning aansluiten
19